deedigína van de Leere der Doopsgezinden, tot wederlegginge van de twee Tractaaten tegen dezelve uitgegeven door H. Seevenhuisen (Amst. 1705, 8o); Kort onderwijs des Chrístelijken geloofs (Amst. 1697, 8o; herdr. 1698, 1710, 1723, 1740), dat dus blijkbaar bij het godsdienstonderwijs zeer veel is gebruikt; Verondwoordinge voor de leere der Doopsgezinden, bestaande in verscheidene
brieven aan Jan Klaasz. van Grouw (Amst. 1704, 8o). Met zijn ambtgenoot C.A. Posjager gaf van Dooregeest
uit het bekende boek: De Rijper zeepostil, bestaande in XXII Predicatien toegepast op de zeevaart, tot onderwijzinge, vermaninge en vertroostinge in de waare Godzaligheid, voor allerleye zeevaarende lieden, doch voornamelijk voor die geenen, welken op de Haring en Walvisch vangst uitgaan.... Mitsgaders noch eene korte beschrijvinge aangaande de opkomst van Holland, waarin in 't bysonder ook gehandeld wordt van 't Eiland Schermer, Graft, Schermerhorn en de Rijp (Amst. 1699, 8o; een deel daarvan is herdrukt als: Een kort Verhaal van eenige merkwaardige Geschiedenissen in Holland.... waarin ook van 't Schermer Eyland in Noord- Holland.... met de eerste opkomste en geleegentheit der Haring en Walvisch vangst; (Amst. 1704, 8o)).
Zie: Schijn, Geschiedenis der Mennonieten, 87, 97, 100, 157 vlg., 548 vlg., 577, 609, 630, 668; Blaupot ten Cate, Geschiedenis der Doopsgezinden in Noord- Holland I, 293 vlg.; Glasius, Godgeleerd Nederland I, 376 vlg.; v. Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Nederl. II, 548; Nijhoff, Bibliographie van Noord- Ned. plaatsbeschrijvingen in voce.
Brugmans