[Dobbenz, Jan]
DOBBENZ (Jan), kartuizer, overl. omstr. 1473 op 10 Febr. Hij was geprofest monnik van het kartuizerklooster Nieuwlicht buiten Utrecht. In zijn tijd bloeide hier de kunst van het afschrijven en verluchten van boeken. Ook hij heeft in zijn cel de schrijfkunst beoefend. In de utrechtsche universiteitsbibliotheek wordt nog een hs. bewaard, afkomstig uit de librije van Nieuwlicht, dat door hem is vervaardigd, althans wat de eerste 74 bladen betreft, nl.
no. 270. (Membr. 4o. 104 ff.) Prosper Pomerius, De vita contemplativa et activa II. IIII (fol. 1-74); [Joannes Cassianus], Collationes quaedam patrum (fol. 75-104a). Fol. 1-74 zijn door hem voltooid in 1468.
Zijn graf bevond zich in het klooster aan de westzijde van het groote claustrum.
Zie: Bijdr. en Med. Hist. Gen. Utr. (1886) IX, 237, 283, 355; Catal. codicum mss. Bibl. Un. Rheno-Tr., I (1887), no. 270; K. Meinsma Middeleeuwsche Bibliotheken, 157; A.W. Byvanck, Utrechtsche miniaturen in Het Gildeboek, VI; A. Hulshoff, Uitgaven van de Boekerij van het Karthuizerklooster te Utrecht in de jaren 1466-1470 in Buch und Bucheinband, Aufsätze zum 60 Geburtstage von Hans Loubier (Leipzig 1923), p. 170-175.
Scholtens