[Deusing, Herman]
DEUSING (Herman), geb. te Groningen 14 Maart 1654, overl. aldaar 3 Jan. 1722. Zijn ouders waren Antonius D., die voorgaat, en Magdalena Modesta Scheidmans. Hij studeerde te Groningen eerst in de rechten daarna in de godgeleerdheid. Als Coccejaan, en verdacht van Spinozisme, kwam hij in vele moeilijkheden. In een brief, aanwezig in het Oud-Synodaal archief van de Ned. Hervormde Kerk te 's Gravenhage (H.Q. Janssen, Catalogus, blz. 63, no. 42, II), tracht hij zich van die beschuldigingen te zuiveren. Niet alleen de kerkelijke overheden vielen hem aan, ook in Nov. 1690 de stedelijke regeering van Groningen. In latere jaren voegde hij zich bij de waalsche gemeente aldaar; hier had hij rust en vrede met de predikanten. De voornaamste aanvallen richtte zich tegen zijn allegorische verklaringen van den Bijbel. Hij schreef: Historia Allegorica Veteris et Novi Testamenti.... (Gron. 1690; 2e gewijzigde uitgave onder den titel: Demonstratio Allegoriae historicae... (Franeq. 1701)); Moses Evangelizans, seu Explicatio Allegorico-Prophetica Historiarum Mosaicarum complurium atque insignium,... (Traj. ad Rh. 1719). Ook een autobiografie kort voor zijn dood, geplaatst in Bibliotheca Historico-Philologico-Theologica (Bremen 1719), waarin verscheidene verhandelingen van hem zijn opgenomen.
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. II, 460-462; W.J.A. Jonckbloet, Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen (Gron. 1864), Bijlagen, blz. 34; Academia Groningana XDCXIV-MCMXIV (Gron. 1914), blz. 267-269.
Knipscheer