[Cuyp, Jacob]
CUYP (Jacob), geb. te Dordrecht Dec. 1594, overl. aldaar in het Gasthuis 23 Oct. 1651, zoon van den voorgaande en zijn eerste vrouw. Hij huwde 13 Nov. 1618 te Dordrecht Aertken Cornelis van Cootansdr. uit Utrecht. Het huwelijk werd ook in de Waalsche kerk geproclameerd. Uit dit huwelijk werd slechts één zoon geboren, n. I. Albrecht, ged. Oct. 1620 (zie dl. VII, kol. 346). De vrouw overleed 14 Dec. 1654.
Jacob leerde de schilderkunst bij Abraham Bloemaert te Utrecht (dl. I, kol. 372) en werd 18 Juli 1617 lid van het St. Lucasgilde. Reeds in dat jaar schilderde hij de leden der hollandsche Munt, een stuk, dat in 1806 uit de Munt verdween, maar na vele omzwervingen thans op het Museum Oud-Dordrecht gekomen is. Hij woonde in 1620 op de Nieuwe haven bij de Roobrug, maar in en na 1622 op de Nieuwbrug in het huis Samson. Zijn beroemde zoon Albert werd in het huis aan de Nieuwehaven geboren. In het St. Lucasgilde was hij in 1637 boekhouder, maar in 1642 scheidde hij zich met Isaac van Hasselt, Cornelis Tegelberch en Jacques Grief alias Claeu, van dat gilde af, om de confrerie der fijnschilders te vormen.
Zijn werken uit den eersten tijd, landschappen, genrestukken (o.a. te Stockholm en Leningrad), alsook bijbelsche voorstellingen hebben de kenmerken der Utrechtsche school. Het meest bekend werd hij als portretschilder, waarin zijn werk aan dat van Th. de Keyzer doet denken; stukken o.a. in de musea te Amsterdam, Berlijn, Budapest, Dordrecht, Montauban, Metz, Weenen. Hij heeft een persoonlijken stijl in het landschap, die door Alb. C. verder is ontwikkeld. Een aantal landschappen, gemerkt met het monogram J.G.C., passen geheel niet bij zijn werkwijze en zijn hem waarschijnlijk ten onrechte toegeschreven. Hij ontwierp ook illustraties; teekeningen van dieren voor R. Persijn 's Diversa animalia quadrupedia, platen voor J. Cats' Trouring met de Proefsteen (1637) en J.v. Beverwijck's Uitnementheid des vrouwlicken gestachts (1639).
Zie: G.H. Veth in Oud- Holland 1884, 240 v., 1888, 138 v., 1903, 114; Thieme-Becker, Lexikon d. bild. Künstler i.v. en daar opgegeven literatuur.
Aan het artikel over den zoon Aelbert (dl. VII, kol. 346) zijn de volgende bijzonderheden toe te voegen. Hij werd geboren in het huis aan de Nieuwe haven bij de Roobrug, en woonde later in het huis Samson aan de Nieuwbrug. Hij trouwde op gevorderden leeftijd (1658) met een weduwe, Cornelia Bosman, die reeds 10 Juni 1636 getrouwd was met Johan van den Corput. Zij was een domineesdochter en had 3 kinderen. Het huwelijk met Cuyp wordt, vreemd genoeg, door Balen niet vermeld. Het was zeker een mésailliance. De dochter Arendina Cuyp trouwde met Pieter Onderwater, bierbrouwer in de Drie Gekroonde Leliën, bij wien Cuyp, na het overlijden zijner vrouw, inwoonde en waar hij ook overleden is. Hij werd in de Augustijnenkerk begraven. Cuyp was eenige malen diaken en ouderling der Ned. hervormde gemeente, ook der Waalsche gemeente, Mansman van den Hove en Hooge Vierschaar van Zuid-Holland, en H. Geestmeester ter Groote kerk.
van Dalen