1749 in Suriname was aangekomen, viel er echter aan het overbruggen van de kloof tusschen Mauricius en de cabale niet meer te denken. Na den dood van den G.-G. ad interim H.E. von Spörcke, volgde hij dezen weldra in die waarneming op, totdat hij, na de komst van Pieter Albert van der Meer van die tijdelijke functie ontheven, na diens overlijden tot definitief landvoogd benoemd werd (26 Sept. 57), wat hij sedert 21 Jan. van dat jaar al provisioneel geweest was. De twaalf jaren van zijn bestuur zijn de kolonie wezenlijk ten goede gekomen. Het vredesverdrag met de Aucaner (22 Mei 61) en dat met de Saramacca boschnegers (19 Sept. 62) waren een zegen voor de nabij gelegen plantages. Onder zijn bestuur begon ook de arbeid der moravische broeders in het boschland. Op 22 Nov. 68 ging hij met verlof naar Nederland na de teugels van het bewind aan zijn opvolger Jan Nepveu te hebben overgedragen. Een jaar later werd hij onder toekenning van pensioen eervol uit den dienst der Sociëteit ontslagen. In Nederland woonde hij omstreeks 1781 te St. Oedenrode.
Hij huwde 21 Jan. 1738 Johanna Bertha van Orrock, die hem 3 dochters en 1 zoon schonk; hij hertrouwde in 44 met Sybrandina Cornelia Johanna Storm van 's Gravesande. Uit dit huwelijk sproten 4 zoons en 4 dochters.
Zie: van Sypesteyn, tijdschrift West-Indië II, 36, 108; dezelfde, J.J. Mauricius ('s Gravenh. 1858).
Bartelds