[Cobelgiers, Sigerius of Seger]
COBELGIERS (Sigerius of Seger), Coblegers, chirurgijn en geneesheer, zoon van Louis, meyer van het norbertinessenklooster Gempe te Pellenberg, en van Mathilde Tscheyns alias Stamelaert. C. behaalde te Leuven den graad van licentiaat in de medicijnen. Hij vestigde zich te Breda en verbleef aldaar een tijd. Later was hij een der gezworen stadsmedicijnmeesters van Antwerpen, zooals o.a. blijkt uit een akte der leuvensche schepenen, 29 Dec. 1564; van 1553 tot 1577 wordt hij aldaar in die hoedanigheid genoemd bij het onderzoek der leprozen. Guicciardini noemt hem onder de zeven voornaamste stadsgeneesheeren die twee- of driemaal per week het antwerpsche gasthuis moesten bezoeken. Hij was in 1582 nog in leven en is bekend als penningkundige. Zijn dochter Anna, een godvruchtig meisje, was een kunstenares in het verluchten en schilderen zooals Guicciardini vermeldt Descrittione Germ. infer. Antw. (1567), 99. Hij noemt haar met nog twee schilderessen, terwijl hij de beroemdste antwerpsche schilders opsomt. Zij was reeds overleden, toen Guicciardini zijn werk schreef. J.v. Beverwijck, Van de uitnementheyt des Vrouwelicken geslachts (Dordr. 1643) 198 vermeldt eveneens Anna Coblegers. Zie: Messager des sciences hist. (1875) 242; Ch. Kramm, De levens en werken der holl. kunstschilders L, 246; Petr Montanus, Beschr. van alle de Nederlanden door L. Guicciardyn (Amst. 1612), 78, 80; Broeckx,
Bibliographie medicale anversoise, Bijdragen tot de geschiedenis XIX, 340-346.
Fruytier