[Capellen, Frederik Benjamin van der]
CAPELLEN (Frederik Benjamin van der), heer van Rijsselt, geb. 7 Febr. 1739, overl. op Rijsselt 11 Febr. 1806, zoon van Frederik Robert Evert, die volgt, en van Anna Margaretha Elisabeth van Lijnden.
Hij werd beschreven in de ridderschap van Zutphen 23 Sept. 1761, werd in 1761 burgemeester van Groenloo, 16 Nov. 1769 wegens Gelderland gecommitteerd in de Admiraliteit van Amsterdam, in 1779 burgemeester van Zutphen en ordinaris gedeputeerde van de Graafschap. Op zijn verzoek 25 Nov. 1780 ontslagen uit de ridderschap, ging hij tot de partij der Patriotten over en nam een werkzaam aandeel aan de woelingen dier dagen. Men plaatste hem op de ‘lijst van 40 vaderlandsche medeburgers om daaruit te nemen een getal van 25 personen, als nationale geconstitueerden tot de zaak der onderhandelingen te Parijs’. Na de omwenteling van 1787 nam hij de wijk naar Deventer, waar hij evenmin veilig zou geweest zijn, indien niet de koning van Frankrijk, bij monde van zijn gezant Charles Olivier de St. George Vérac, zich voor hem in de bres had gesteld en den pruisischen gezant Thulemeijer deed weten, dat de koning ‘niet ongevoelig zou blijven voor de behandeling waarmee men v.d. C. en zijn broeder, den heer van de Marsch, bedreigde’. Al spoedig daarna week v.d. C. uit den lande, doch keerde na 1795 op zijn landgoederen terug.
Hij was 6 April 1766 gehuwd met Johanna Isabella Bentinck (weduwe van Peter Wilhelm van Voërst tot Grimberg), geb. op Schoonheeten en te Raalte gedoopt 4 Nov. 1722, overl. 5 Juni 1794, dochter van Hendrik Adolf tot Schoonheeten en van Mechteld Anna van Welvelde. Zij wonnen 9 kinderen.
Zie: Adelsarchief (1901), 137; Vervolg op Wagenaar VIII, 235, 236, 240, X, 247, 258, 264, XII, 141, 143, 295, 296, XV, 109, XVIII, 80, 173; Kok, Vad. Wdb. IX, 141, 142; Ridderschap van Zutphen, 186.
Regt