afgevaardigde ter Staten-Generaal. In 1711 gedeputeerde te velde. Hij had zitting in den Raad van State en was 5 April 1705 benoemd tot curator der geldersche hoogeschool, waarvoor hij evenwel in October 1717 bedankte, daar hij volgens zijn meening daarvoor niet genoeg kon doen. In 1720 werd hij scholtus binnen en buiten Zutphen.
Hij is tweemaal gehuwd geweest. In 1705 met Sophia Margaretha Catharina van Wylich, dochter van Johan Albrecht, heer tot den Boetzelaer, Kervenheim, Leeuwen en Ruwiel, en van Anna Catharina van den Boetzelaer. Dit huwelijk bleef kinderloos en hij hertrouwde te Zutphen 29 Januari 1709 met Maria Johanna van Heeckeren, geb. te Zutphen 23 April 1689, begr. aldaar 26 Oct. 1750, dochter van Robert, heer van Enghuizen, en van Anna Willemina Cecilia van Keppel. Een jaar na den dood van Alex. v.d. C. hertrouwde zijn douairière 6 Mei 1731 te Warnsveld met Joost Sölner (‘met sekere Heer Solner, daer al de werelt over verwondert is’. Wapenh. XX, 184). Uit haar eerste huwelijk sproten: Frederik Robert Evert, die volgt; Marie Antonia Walburg (1712-1757), eerst chanoinesse te Bedbur, doch 11 Maart 1736 te Hoog Keppel geh. met Hendrik van Rouwenoort tot den Ulenpas; en Elbert Antony Gerrit v.d. C., geb. 1723, overl. aan de kinderziekte in het kamp bij Dietz in Nassau 1745 na kort te voren te zijn benoemd tot kapitein van een comp. in het regiment v. Randwyck.
Zie: Bouman, Geld. H.S. II, 6, 7; Ned. Adelsboek (1928), 313; Mdbl. Ned. Leeuw XXIX, 321, 322, XLI, 108 (gesl. Sölner); Kok, Vad. Wdb. IX, 137-139.
Regt