[Bye, Willem de]
BYE (Willem de) (1), zoon van Jan de Bye, maakte zijn testament 26 Febr. 1465.
Blijkens zijn wapen in een zegel door hem gehangen aan een akte van 27 Febr. 1458 (gevierendeeld, 1 en 4 drie molenijzers, 2 en 3 een beurtelings gekanteelde dwarsbalk) behoorde hij tot dezelfde familie als de bredasche leenman van 1353, ‘Jacop, die men heit Rover Jan Byessone’. Hij schijnt gehuwd te zijn geweest met Jehenne van der Leck.
Willem was in 1430 hofmeester van Jacoba van Beieren, wier weldaden hij in zijn testament dankbaar herdacht, en door wie hij 10 Dec. 1430 beloond werd met de heerlijkheid van 's Gravenpolder op Zuid-Beveland; in 1432 schildknaap van hertog Philips de Goede, die hem om bewezen diensten 7.000 dordsche schilden deed betalen; hij kocht 29 Febr. 1435 de heerlijkheid Gageldonk nabij Breda van Willem van de Leck, heer ten Berghe enz., en 12 Juni 1445 het daarnaastgelegen leen Hambroeck. De zeeuwsche heerlijkheid doet hij in 1437 reeds van de hand, en om geldelijke zorgen ook de heerlijkheden nabij Breda 3 Febr. 1459. Met toestemming van den hertog werden deze verklaard als behoorende tot de heerlijkheid van Breda, door wier heeren zij in het vervolg worden uitgegeven.
Zie: Taxandria XXV (1918), 153 e.v., XXVII, 178; Nederl. Heraut IV (1887), 111.
Juten