[Boetzelaer, Carel des H.R.R. baron van den (2)]
BOETZELAER (Carel des H.R.R. baron van den) (2), heer van Aarlanderveen, geb. te 's Gravenhage 16 Febr. 1727, ged. Groote Kerk 19 Febr., overl. te IJselstein 21 Sept. 1803, zoon van baron Lodewijk Willem, die volgt, en van Eva Maria Slicher.
Hij was van 1759-1797 nationaal grootmeester der orde van de Vrijmetselaars, werd in 1779 beschreven in de ridderschap van Holland, was hoogheemraad van Schieland en meesterknaap van Holland en West-Friesland. In 1770 werd hij kapitein in het regiment gardes-te-voet, 24 Aug. 1772 kolonel en 15 Oct. 1787 generaal-majoor.
In dien rang belast met het gouverneurschap van de vesting Willemstad, bij de nadering der Franschen in 1793, gaf hij hier een voorbeeld van standvastige dapperheid door de vesting van 28 Febr. tot 16 Maart, te verdedigen tegen den vijand, die ten slotte het beleg moest opbreken. Als belooning vereerden de Staten van Holland v.B. met een gouden eeredegen en een pensioen van ƒ1000, overgaande op zijn beide dochters. Alle officieren uit de vesting ontvingen een rotting met gouden knop. Aan v. Boetzelaer, reeds adjudant-generaal van prins Willem V, werd bovendien de rang van luitenant-generaal geschonken.
Hij was 14 Aug. 1768 in de Fransche Kerk te 's Gravenhage gehuwd met Josina Anna Petronella van Aerssen, geb. te 's Gravenhage 3 Januari 1733, overl. te IJselstein 3 Sept. 1797, dochter van Cornelis van Aerssen, heer van Voshol, Hoogerheide, Meteren, Triangel, en van Anna Albertina van Beyeren van Schagen.
Uit dit huwelijk sproten alleen twee dochters: Wilhelmina barones v.B. (1773-1822), geh. te IJselstein 16 Febr. 1802 met