[Blitterswijck, Sibert van (2)]
BLITTERSWIJCK (Sibert van) (2), heer van Afferden, overl. 6 Mei 1421, denkelijk zoon van Hendrik, den broeder van Sibert (1), heer van Blitterswijck, die nog in 1372 en 1379 voorkomt; hij zegelde 1367 voor zijn bloedverwant Wolter v. B., die met Elisabeth, dochter van Dirk van Wissel en Ermgardis van den Boetzelaer gehuwd was en toen van zijn schoonouders vier morgen land verkreeg. In 1371, Zaterdag na St. Remigius (1 Oct.), komt hij voor in een deeling met Seger van Egeren, Johan van Broeckhuysen Segerszoon en Seger van Broeckhuysen Willemszoon. In 1375 op Palmzondagavond bekent hij met zijn vrouw Elisabeth van Broeckhuysen, aan Roelman heer van Arendael en diens vrouw Christina van Myrlaer en hun kinderen Hendrik en Salentin van Arendael, dat zij van hen mochten aflossen de 90 Rooskens mottoenen jaarlijks, welke zij hun verkocht hadden aan en op hun goed te Afferden; 1376 op St. Matthiasdag komt hij als getuige van Jacob heer van Myrlaer en diens vrouw Johanna van Broeckhuysen voor. In 1382 op O.L.Vr. Lichtmis (2 Febr.) verkoopen zij hun ⅓ deel der heerlijkheid Well (Lb.) aan Salentin van Arendael, zijn vrouw Mechtildis van Broeckhuysen en hun erven, zooals zij dat gekocht hadden van Jacob, heer van Myrlaer, de Jonge, en zijn echtgenoote Johanna van Broeckhuysen. Op Zondag Judica 1382 bekennen hij en zijn echtgenoote, dat zij ontvangen hebben van Salentin van Arendael 400 oude, goede, gouden schilden, die hun heer Salentin op toekomenden Palmzondag geven zal, wegens het aankoopen van ⅓ deel der heerlijkheid Well (Lb.), waarvoor zij kwitantie geven; in 1382 Vrijdags na Paschen verklaren zij de 400 oude schilden ontvangen te hebben. In 1397 (misschien reeds vroeger) was hij in bezit van ⅓ deel der heerlijkheid Afferden aan de Maas, dat een leen der heerlijkheid Cuyck was: 30 Nov. 1397 verklaarde Jacob, heer van Myrlaer (Meerlo), dat hij en zijn erven geen
recht op de heerlijkheid Afferden, Cuycksch leen, bezitten, tevens beloofde hij Sibert van Blitterswijck in het bezit daarvan niet te verontrusten. In 1415 gaf Adolf, graaf van Cleef, hem een kwijtbrief voor al de schade, die hij door het overnachten der gemalin van den graaf, Maria, dochter van hertog Johan van Bourgondië, te Maashees, aan zijn goederen te Afferden geleden had. Volgens het necrologium der Munsterabdij te