Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 103]
| |
overl. te Franeker 8 Febr. 1808, was de zoon van Coert van Beyma en Petronella van Idsinga. Hij wordt naar zijn eigendom Kingmastate te Zweins, gemeente Franekeradeel somtijds met het toevoegsel thoe Kingma genoemd. Reeds in 1742 werd hij tonnenmeester te Harlingen en in 1748 volmacht ten landdage van Friesland en secretaris der admiraliteit te Harlingen. Hij woonde op Heremastate te Weidum, gemeente Baarderadeel, in deze buurt had hij groote bezittingen. Dit kwam later zijn oudsten zoon (zie boven) zeer te stade. Hij liet zich niet in met de troebelen van 1787, en bleef tot de omwenteling van Jan. 1795 in zijn betrekkingen. In Febr. 1795 werd hij aangewezen als lid van het provisioneel provinciaal bestuur van Friesland, maar hij heeft als zoodanig geen zitting genomen. Ook voor zijn overige betrekkingen heeft hij wegens zijn leeftijd omstreeks dezen tijd bedankt. Hij huwde in 1751 Fokel Helena van Burmania, geb. 23 Mei 1728, overl. 19 Juli 1801, bij wie hij 2 zonen had, die voorgaan. Ramaer |
|