Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
hij het in 1627 tot kapitein eener comp. van 250 musketiers gebracht had, die dienst deden op de oorlogsschepen der admiraliteit van Zeeland. Als sergeant-majoor, een toen heel wat hoogere rang dan tegenwoordig, vierde hij zijn 50-jarig jubileum als officier in het nederl. leger, waarbij hij ‘ten huysen van Adriaen Beydals, synen solliciteur, een eerlycke maeltyt binnen de stadt Middelburgh’ gaf, waartoe ook de heeren Staten en hun gecommitteerde raden genoodigd werden. Dit verzoek werd ‘toegestaen om de rariteit van het exempel’. Bij zijn overlijden was hij kapitein van een compagnie voetvolk. Hij liet een zoon Pieter (2) na. Volgens de familieoverlevering moeten hij en zijn twee broers Guilliaem en Bartholomeüs de kleinzonen geweest zijn van don Fadrique, zoon van Alva. Hun onbekende vader heette gehuwd geweest te zijn met een dochter van Ferdinand de Chantraines. Zie: van Eck, Alvarez; ten Raa en F. de Bas, Het Staatsche leger IV, 225, waarin hij als Pieter Alvers gezegd Hoemaker voorkomt. Bartelds |
|