Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
een zijtak is) arriveerde in 1597 aldaar als marranen. Hij huwde met zijn nicht Justa Pereyra, dochter van Dona Mayor Rodriguez en Gaspar Lopes Homem te Utrecht (1605). Reeds had Justa twee kinderen door den dood verloren, hetgeen zij aan het feit toeschreef, dat zij niet openlijk tot het jodendom teruggekeerd waren. Na de komst van den eersten rabbijn van Amsterdam, Urie Halevie (1602), liet haar man zich door hem besnijden en namen zij beiden den oud-spaansch-hebreeuwsch joodschen geslachtsnaam Abendana aan, waardoor zij ook niet meer het Pereirawapen met het kruis voerden, doch het Abendanawapen: 2 gekruiste zwaarden met de gravenkroon (blijkbaar van de Pereira's). Hij nam den bijbelschen naam David en zij dien van Abigael aan. Naast den ‘edele eerwaarde David Abendana’ werd zijn vrouw op de portugeesch-joodsche begraafplaats te Ouderkerk a/d. Amstel begraven, welks grafschriften Henriquez de Castro gepubliceerd heeft. Hun zonen waren Immanuel en Abraham. Voor den eerste zie volgende. Zwarts |
|