Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1328]
| |
en zich in 1632 in de omstreken van Toela bezig hield met het winnen van ijzererts en het vervaardigen van geschut. De zoon, Andrej Andrejewitsj, vervulde in 1664 de functie van tolk bij den hollandschen gezant Jacob Boreel, en daarna bij den bouw van het schip Orjol. Daar hij de russische taal volkomen meester was, vertaalde hij in die taal verschillende boeken uit het Grieksch, die alle zeer geprezen werden als bevattende geen germanismen. Ook verscheen van zijn hand een aardrijkskundeboek, waarin de afstanden tusschen de russische steden werden aangegeven. Zijn eigenlijke opkomst dankte hij vooral aan den jongen Peter, die eens als ‘de Groote’ beroemd zou worden. Deze voelde zich aangetrokken tot het vreemdelingendorp bij Moskou. Daar, in het Njemjetskaja Sloboda (eig. het duitsche dorp) leerde hij verschillende Hollanders kennen, zoo ook onzen Winius of Vinius, gelijk de vorst hem in zijn brieven noemde, die, naar het schijnt, zijn leeraar in het Nederlandsch werd. In 1685 werd hij directeur der russische posterijen, iets later begiftigd met den titel van staatsraad. In 1689 werd hem opgedragen naar een ets portretten in Holland te laten drukken van tsarewna Sofia, de toenmalige regentes, waartoe hij de bemiddeling inriep van den bekenden burgemeester van Amsterdam, Nicolaas Witsen. Als hoofd van het siberisch departement trad hij op in 1697. Korb, toen gezantschapssecretaris van den duitschen Keizer, prees hem als een uitnemend administrateur, die de gouverneurs flink onder den duim hield, zoodat dezen hun al te groote hebzucht moesten bedwingen. Dat hij ook een man was van groote beschaving en ontwikkeling, blijkt wel uit zijn instructie van 1702, die vooral gericht was op de zedelijke opheffing van de lagere volksklassen. Het is verbijsterend te lezen over welk een enorme werkkracht W. beschikte. Hij zag alle vertalingen na, gaf aanwijzingen bij het organizeeren van feestelijkheden, triomftochten enz. Hij was het, die de eerste russische zeevaartschool tot stand bracht en bij dat alles nog een geregelde briefwisseling onderhield met Czaar Peter sinds 1695. Die brieven bevatten zoowel bevelen als de meening van dien vorst over de politieke gebeurtenissen van zijn tijd. Soms ook zijn zij van zeer vertrouwelijken aard en laat de Czaar er zich geheel in gaan. Zoo schreef hij den 1sten October 1697: ‘Soms laat ik iets ongedaan, daar ik geen tijd heb. soms wijl ik uitstedig ben, soms wijl ik dronken ben’. Tijdens de reis van 1697 en 98 schreef Peter geregeld en het gebeurde vaak, dat deze Hollander een belangrijke mededeeling ontving, waarmee de regeering nog geheel onbekend was, zoodat hij dikwijls fungeerde als schakel tusschen deze en den alleenheerscher. Na zijn dood werd zijn boekerij aan de toen opgerichte Nationale bibliotheek overgedragen. Zie: Boris Raptschinsky, Peter de Groote in Holland (Zutfen 1926); Pisma i Boemagi imperatora Pjetra Welikawo (Brieven en documenten van keizer Peter den Groote) I (St. Petersburg 1887); Pypin, Istorieja roesskoj litjeratoery, III (St. Petersb. 1902); Korb, Diarium itineris in Moscoviam (Weenen 1700). Bartelds |
|