woordig was bij het huwelijk van zijn zoon Paul. Later vestigde hij zich te 's Gravenhage. In 1604 deed hij een
vergeefsche poging om toegelaten te worden tot het geven van onderricht in de leer van het perspectief en de architectuur aan de hoogeschool te Leiden. In dat jaar verscheen zijn boek: Perspective, dat hij aan prins Maurits opdroeg en dat in 1605 door een tweede deel werd gevolgd. Niet lang daarna moet hij gestorven zijn. Men stelt het jaar van zijn dood op 1606, naar aanleiding van de voorrede van het in dat jaar uitgegeven plaatwerk: Architectura gheïnv. door Johan Vredeman Vriese ende sijnen Sone Pauw Vred. Vries, welks voorrede den datum draagt van: ‘'s Gravenhaegh den 30 Augusti 1606’. Ook de plaats, waar hij stierf, is onzeker: sommigen noemen Hamburg; anderen, zooals v. Someren, 's Gravenhage. Van zijn zonen zijn Paul en Salomon, die volgen, als schilders bekend geworden.
Op decoratief en architectonisch gebied is Jan Vredeman een der meest begaafde kunstenaars geweest; hij was een eerste ornementist. Van zijn schilderijen zijn slechts weinige bewaard gebleven: men vindt te Dantzig: de bovengenoemde schilderingen in het Stadhuis en in den Artushof; te Hamburg, in het Museum: een interieur van de kathedraal van Antwerpen; in de St. Pieterskerk: Christus, door de Pharizeërs uit den tempel verdreven, Christus, de wisselaars uit den tempel verjagend, en Christus, overwinnaar van den dood; te Hampton Court: Christus met Maria en Martha; te Mechelen in de St. Romboutskerk: het architectonisch gedeelte van de besnijdenis van Michel Coxie; te Stuttgart: een interieur van den dom te Aaken; en te Weenen: vier stukken paleis-architectuur, met figuren. Een dezer stukken: paleis-architectuur, met eene dame en twee cavaliers, uit 1596, is ontworpen door Vredeman en uitgevoerd door zijn zoon Paul.
Van zijn zeldzame teekeningen bezit de Albertina te Weenen een interieur van een dom, met de genezing van den lamme, uit 1555, en verschillende zuilengangen en perspectieven uit 1557 en 1558, terwijl het museum ‘het Steen’ te Antwerpen nog een dertigtal meubelontwerpen van zijn hand heeft.
Zijn plaatwerken komen talrijker voor. In 1555 verschenen te Antwerpen bij Gerard de Jode: Cartels, of cartouches, eene suite van 12 platen, welke in 1557 werd gevolgd door eene tweede serie; in 1560 Artis perspectivae formulae, eene suite van 30 platen, bij dezelfden; deze werd in 1573 herdrukt bij Ph. Galle, te Antwerpen. In 1560 gaf hij ook uit, zijn: Scenographiae, sive perspectivae, (Antwerpen H. Cock), bestaande uit 20 platen, waarop in 1562 een vervolg van 30 platen verscheen. In 1601 zijn deze beide seriën opnieuw uitgegeven onder den titel van Variae architecturae formae, door Theod. Galle te Antwerpen. Uit 1563 dateeren verschillende van zijn werken: Grafmonumenten, verschenen bij H. Cock te Antwerpen, bestaande uit 28 platen (later heeft hij daarvan nog meerdere in het licht gegeven); Vazen, bij denzelfden, 12 platen; eene nieuwe reeks van Scenographiae, bij denzelfden, 20 platen; Grottesco, bij G. de Jode te Antwerpen, 15 platen, en Coryaliden, bij denzelfde, 16 platen.
In 1565 publiceerde Vredeman twee van zijn Orde-boeken bij H. Cock. Het eerste: de Dorica en de Jonica bestaat uit 22 platen; het tweede: de Corinthia en de Composita eveneens uit 22 platen. Later zijn deze beide werken tezamen uitgegeven, terwijl de Tuschana in 1578 in 12 platen verscheen. Uit 1565 dateeren ook: Différents pourtraicts de menuiserie, 17 platen, verschenen te Antwerpen bij Ph. Galle, die in 1572 ook de 18 platen der Panoplia