revolutie vernietigde zijn vooruitzicht om lid te worden van den hoogen raad te Mechelen, 1795. Na het land eenigen tijd te hebben verlaten vestigde hij zich als advocaat te Maastricht; 1811 werd hij plaatsvervangend rechter; 1823 werd hij benoemd tot raad aan het gerechtshof te Luik en 4 Oct. 1832 aan het hof van beroep aldaar.
Twaalf jaar besteedde hij zijne beste krachten om met strenge eerlijkheid en rechtvaardigheid zijn ambt waar te nemen. Zwakte noodzaakte hem ontslag te nemen, 1844. Het volgende jaar bezweek hij aan verschillende aanvallen van apoplexie. 6 Juli 1844 was hij om zijn verdiensten benoemd tot ridder der Leopolds-orde. Paus Gregorius XVI had hem 8 Aug. 1843 den titel van ridder der orde van St. Gregorius de Groote geschonken als erkenning van de groote diensten, die hij als vurig Katholiek aan zijn Kerk en de liefdadige gestichten had bewezen.
Vandervrecken had zich van zijne studiejaren af bijzonder toegelegd op de oude en kerkelijke geschiedenis. Hij schreef en verzamelde daarover vele aanteekeningen, bijzonder over de oude wetten en gebruiken. Zijn nagelaten geschriften werden niet gedrukt. Op het congres te Aken bood hij den Czaar een stamboom aan van de familiën der regeerende vorsten van Europa.
Zie: Annuaire de l'université cath. de Louvain (1846), 264-69; Catalogus omnium primorum (Mech. 1824), 89; Wekelijks nieuws uyt Loven IV (1787), 132, 147.
Fruytier