Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1262]
| |
Westphalen) 25 Mei 1809, zoon van Thomas Franciscus en Maria Joanna Libert, trad in de orde der minderbroeders, werd geprofest te Erkelenz 7 Februari 1751, en priester gewijd te Roermond 18 September 1758. Hij schijnt aanvankelijk in het minderbroedersklooster te Venlo werkzaam te zijn geweest, voltrok o.a. met toestemming van den pastoor van Venlo aldaar 1 Juli 1766 het huwelijk zijner zuster Anna Margaretha Vincken met haar neef in den 2den en 3den graad Franciscus Vincken, was veelal bij de terechtstellingen op den Galgeberg te Venlo, om de veroordeelden in de laatste oogenblikken huns levens bij te staan; zoo ook was hij bij die van Hulster Heinke (Heinrich Nooten uit Kaldenkirchen), aanvoerder eener dievenbende, die de omstreken van Venlo onveilig maakte en zich ophield in de omgeving van den Hulsterhof. De bende noemde hem ‘Onze pater’. Later vinden wij pater Vincken in het Minderbroedersklooster te Reckheim. Bij de suppressie van dit klooster werd hij bij arrêté van 4 November 1798 als insermenté tot deportatie veroordeeld, doch nam de vlucht naar Duitschland en stierf te Rheine op een terugreis uit Rome. Zie: Henri H.H. Uyttenbroeck en M. Hub. H. Michels, De Wervers en Hulster Heinke, 71-72; Th. Coenegracht, Geschiedenis van het klooster en het collegie der Minderbroeders te Reckheim III in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg à Maestricht (1909), 15. Verzijl |
|