toegewijd aan de H. Barbara. De kosten beliepen 72 rijnsche guldens aan daghuur, waarvan 30 voor Jan den Jongere. Deze werden hun van wege het kapittel ter hand gesteld den 22en Juli. In 1489 vervaardigde hij de schoone gothische doopvont der kerk van St. Martinus te Wijk-Maastricht. Het ronde bekken der vont is versierd met engelenkoppen in den vorm van waterspuwers. Op het met arabesken versierde boord der kuip leest men: Joannes a Venlo me fecit anno domini MCCCCLXXXIX. In zijn arbeid werd Jan van Venlo trouw bijgestaan door den Venlonaar Arnold de Wilde, wiens dochter hij had gehuwd, later werd zijn zoon Gerardus van Venlo zijn medewerker, met wien hij in 1492 de St. Servaasklok van Nunhem goot, zooals het opschrift daarvan getuigt. Sante servaes johs devenlo gradus devenlo mefecit anno dni MCCCCXCII. Beiden vervaardigden ook de kleine klok van dat dorp: ego vocor ihs. maria. johs devenlo, gra devenlo mefecit anno dni MCCCCXCII. In 1493 vervaardigde hij een klok voor het raadhuis te Venlo met het opschrift: Jhs maria Johes me fecit Anno dni MCCCCXCIII. Ook de stad Duisburg had met hem over het gieten van klokken betrekkingen aangeknoopt zooals blijkt uit de stadsrekening van 1486: ‘Item den clockengieter van Venlo hier baed gesandt ende vur eme gegulden 13 quarten (wijns)’. Een tweede deelgenoot van Jan van Venlo was Jan van Straelen. Op eene klok te Meerlo van het jaar 1493 komen de namen harer makers Jan van Venlo en Jan van Straelen voor. Dezelfde twee goten in 1514 een klok te Swolgen met het opschrift: ick heit sn anna Anno dni MVcXIIII johannes de stralen en Gerardus de venlo heben mi gemaickt. De laatste klok van Jan van Venlo uit 1506 hangt in den toren van Vierssen en heeft een opschrift half Latijn half Nederduitsch: Anno Domini M vunf hondert en zes Joh's de Venlo me fecit - Maria
is der name myn, met sent Helena en Agatha. Des thuyr wyllen wyr verwaren vor dat helsche fuyr. Et verbum caro factum est.
Jan van Venlo was een aanhanger van hertog Adolf van Gelder, evenals zijn medeburgers. Terwijl hij in 1467 te Venlo, ‘knypkloetten, knypkruit en donrecruit’ bleef maken, trok zijn schoonvader Arnold de Wilde met de halve venlosche burgerij naar het vijandelijk kleefsche land, om daar te moorden en te branden, werd er gevangen genomen, doch schaarde zich weer na ontsnapt te zijn, evenals Jan van Venlo in 1468 onder Adolfs vaandel, toen deze voor het Zand te Straelen optrok. Na den slag van Straelen (23 Juni 1468) goot hij de groote klok te Venlo (31 Aug. 's goinsdaigs post Bartholomei). Toen in 1470 na de gevangenneming van Adolf, hertog Arnold, op Venlo aanrukte, deed de magistraat Jan van Venlo, den klokkengieter, die zich te Erckelenz ophield, ontbieden. Jan liet zich niet lang wachten, stelde zijn persoon, werkplaats en knechts ten dienste van den magistraat en herschiep zijn klokkengieterij in een buskruitfabriek, waarin hij met de zijnen in 1470 en 1471 aanhoudend werkzaam bleef om ‘graefkruit, haickbussenkruit, knypbussenkruit, knypcloetten en haickbussen’ te vervaardigen. Een laatste aanwijzing van Jan's werkzaamheid te Venlo ontmoet men in de stadsrekeningen van 1477, daar staat: ‘meister Jan Clockengieter geholpen totten korff upten kercktoeren te richten’.
Zie: Martin Jansen, Jan van Venlo, de klokkengieter in Maasgouw (1881) 537-538, 541-542 en in Tijdschr. Muziekgesch. I, 33;