[Thieme, Dirk Anthonie]
THIEME (Dirk Anthonie), geb. te Nijmegen 1830, gest. te Velp 1879. Hij was de zoon van den nijmeegschen boekhandelaar J.F. Thieme en de kleinzoon van H.C.A. Thieme (II, kol. 1428), den stamvader van dit uitgeversgeslacht op nederlandschen bodem. Opgeleid voor den boekhandel, eerst bij zijn vader, later bij zijn oom Fuhri (III, kol. 424), die gehuwd was met C.G. Thieme, zuster van zijn vader, vestigde hij zich in 1853 te Arnhem, waar hij zijn zaak al spoedig wist omhoog te werken. Van Fuhri nam hij De Tijdspiegel over, die onder redactie van de Keyser vele lezers vond. Lindo, alias de oude heer Smits, Lodewijk Mulder, v.d. Hoeve, Lublink Weddik, Vitringa Keller e.a. vonden voor hun werken een ondernemend uitgever in dezen jongen man. Ook dorst hij de uitgaaf aan van een dagblad, De Arnhemsche Courant, waaraan hij zelf een werkzaam aandeel als redacteur nam. Uitnemend was zijn bedrijvige geest voor die taak toegerust. Hij verstond daarbij nog de groote kunst voor artikelen op staatkundig, maatschappelijk of wetenschappelijk gebied bij den juisten man aan te kloppen. De journalistiek is dan ook steeds zijn lievelingsvak gebleven. Toen in 1868 de toonaangevende vrijzinnigen een groot staatkundig dagblad zouden uitgeven, was alleen D.A. Thieme hiertoe te vinden. Van Arnhem uit leidde hij dit nieuwe Haagsche blad, het nu nog bestaande Het Vaderland, dat 12 April 1869 voor het eerst verscheen. M. Nijhoff, A.W. Sijthoff en P. Smidt van Gelder verleenden hem daarbij krachtigen steun. Grooten opgang maakte het blad, wat in 1874 Thieme's verhuizing naar den Haag ten gevolge had. Intusschen had hij nog te Arnhem o.a. uitgegeven De Nederl. Spectator, Het Morgenlicht en den zoo populairen Geldersche Volks-almanak. De werken van rechtsgeleerden als Boissevain, Staats Evers, Goeman Borgesius, van theologen als van Gorcum,
Laurillard, Allard Pierson, Réville; van historici als Jorissen, Hofstede, van Rees, van letterkundigen als A. Verhuell, Havard, de Keyser, leggen een schitterende getuigenis af van zijn ondernemingsgeest. Aan Fruin's Wetboeken, Bernhard ter Haar's Gedichten, Schimmel's en Bosboom's werken werd zijn naam verbonden. Zijn Guldenseditie in den bekenden blauwen omslag vonden gretig aftrek. Het hechtste monument stichtte hij zich echter door de uitgave aan te durven van het Nederlandsch Woordenboek in 1864 onder redactie van Matthijs de Vries en met medewerking van Mart. Nijhoff en A.W. Sijthoff.
Spaarzaam waar het noodig was, was hij toch verre van schriel. Hij honoreerde soms hooger dan de auteur gevraagd of gehoopt had. Bij al zijn werkzaamheden vond hij nog tijd als mede-directeur van de Nederlandsche maatschappij ter bevordering van nijverheid op te treden.
In 1879 ziekelijk geworden, hoopte hij in het rustige Velp op beterschap, maar deze bleef uit. Hij vond er zijn laatste rustplaats.
De Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, welker leidende kracht hij vele jaren geweest was, bovengenoemde maatschappij en tal van vrienden en vereerders stichtten als blijvende hulde aan zijn nagedachtenis het D.A. Thieme-fonds, dat elk jaar beurtelings een premie uitlooft aan den schrijver van een uitmuntend nederlandsch boek, aan een nederlandschen uitgever voor het fraaist uitgevoerde boek, aan een leerling van een industrieschool voor een