rampjaar 1672 aanvaardde hij den post van wagenmeester-generaal bij het staatsche leger. Te velde gewerd hem de tijding dat den 4den Juli van dat jaar zijn huis te Haarlem door het te hoop geloopen gemeen geplunderd was op het ongegrond gerucht dat de verfoeide raadpensionaris daarin zijn intrek zou genomen hebben. Een jaar daarna, 7 Juli 1673, kwam hij, waarschijnlijk in een soldatenoproer, om het leven. Zijn afstammelingen bleven te Haarlem gevestigd en hebben daar tot den val der republiek tot de patricische regeeringsfamiliën behoord.
Hij was in 1662 aldaar gehuwd met Maria van der Horn, geboren te Haarlem in 1639, gest. te Oud-Beierland 1704, dochter van Andries v.d.H., burgemeester dier stad. Zij schonk hem 3 zoons: Cornelis Ascanius, Andries en Jan. De laatste ging in dienst op 's lands vloot en diende als adelborst onder kapitein Philips v.d. Goes, maar sneuvelde reeds in 1690 in den zeeslag bij Bevesier.
Zijn portret, geschilderd door N. Maes en een miniatuur door denzelfde, zijn bij jhr. C.H.C.A. van Sypesteyn te 's Gravenhage.
Zie: Wagenaar, Vaderl. Hist. XIV; van Sypesteyn en de Bordes, De verdediging van Nederland in 1672 en 1673, Bijdragen tot de staats- en krijgsgeschiedenis van het vaderland ('s Gravenh. 1850); Veegens, Hist. studiën II; van Loon, Nederl. Historiepenningen II; Fruin, Brieven van de Witt IV; Gonnet, Briefwisseling tusschen de gebrs. v.d. Goes II (Amsterd. 1909); Balen, Beschr. der stad Dordrecht.
Bartelds