Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1196]
| |
kwam hij te Batavia aan, waar hij tot zijn dood, ruim 34 jaar aaneen, gevestigd bleef. Zijn eerste plaatsing als assistent was al bij de Alg. Secretarie, waar hij geregeld promotie maakte, tot hij in 1696 secretaris van de Hooge Regeering en in 1700 Raad extra-ordinair van Indië werd; in laatstgenoemd jaar trad hij tevens op als president van Weesmeesteren. 26 Sept. 1701 benoemd tot Raad ordinair en 30 Mei 1703 tevens tot president van Schepenen, volgde, bij den dood van van Riebeeck, 17 Nov. 1713, zijn benoeming tot G.-G. Op enkele dagen na bekleedde hij dit ambt 5 jaar; 16 Nov. 1718 werd hij in de Kruiskerk te Batavia begraven. Van Swoll was een eerlijk man en een hard werker, maar buitengewoon lastig en stijfhoofdig; hij lag voortdurend overhoop met de G.G.'s van Hoorn (VI, 804) en van Riebeeck (VI, 1179) en in het bijzonder ook met het raadslid Zwaardecroon; bij besluiten tegen zijn zin, zooals de strijd met Soenan Mas en diens verbanning, weigerde hij eenvoudig de daarop betrekking hebbende resoluties te onderteekenen of verscheen zelfs niet ter vergadering. Als een soort wraakneming voor zijn oppositie werd van Swoll, tijdens het generalaat van van Hoorn, 29 Mei 1705, ontslagen als president van Schepenen, maar werd hem meer ander werk zonder extra vergoeding opgedragen. Toen van Hoorn 30 Oct. 1709 repatrieerde en van Riebeeck als zijn opvolger het bewind aanvaardde, was van Swoll als oudste raadslid de aangewezen man, om den laatste als dir.-gen. op te volgen; door invloed van van Riebeeck werd hij bij de stemming echter gepasseerd door zijn jonger medelid A. Douglas, overigens een der weinigen, met wien van Swoll op goeden voet stond. Na van Riebeeck's dood werd van Swoll met 7 van de 12 stemmen tot G.G. benoemd; bij de amsterdamsche leden der XVII bestond veel bezwaar tegen deze benoeming en zij wilden liever den dir.-gen. A. Douglas in zijn plaats stellen, doch de zeeuwsche leden verzetten zich en ten slotte werd v. Swoll's keuze goedgekeurd, maar zijn vriend Douglas als dir.-gen. ontslagen en vervangen door van Riebeeck's vriend F. Casteleyn. Van Swoll was tegen uitbreiding van het territorium van de Comp.; hij meende ‘dat de Ed. Maatschappij reeds land te veel had’; ook was hij een tegenstander van nieuwigheden als de invoering van de koffiecultuur en hij heeft die dan ook danig verwaarloosd. Zeer nadeelig voor de Comp. was zijn optreden tegen de Chineezen, welke jaarlijks met hun jonken thee, porcelein en andere gewilde artikelen op Batavia aanbrachten; in 1717 bepaalde van Swoll, dat de Comp. voor de picol thee, in plaats van de gebruikelijke 60 rijksd. maar 40 rijksd. zou betalen. Wel stonden de Chineezen hun thee voor dien prijs af, maar in de volgende jaren kwam geen enkele jonk meer te Batavia. Met kracht ging hij den particulieren handel en andere knoeierijen tegen, wat misschien wel een der redenen, is dat hij zoo veel vijanden had. Van Swoll is te Batavia gehuwd met zijn nicht, Geliana van Swoll, eerder weduwe van Jan Torant, oud-commandeur van Onrust; zij bracht uit haar eerste huwelijk twee zoons mee: Jacob Torant en Joan Chr. Torant. Zij overleed 8 Nov. 1726 te Batavia. Van Swoll liet geen kinderen na. Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret is in het paleis te Weltevreden, verkleinde kopieën in het paleis te Buitenzorg, het Ministerie van Koloniën te 's Gravenhage en het Rijksmuseum te Amsterdam. Zie: van Rhede v.d. Kloot, De Gouverneurs-generaal en Commissarissen-generaal ('s Gra- | |
[pagina 1197]
| |
venh. 1891) en de daar genoemde bronnen; F. de Haan, Priangan, passim (vooral II, bl. 416 e.v. en III, § 816-820); v.d. Wall, Vrouwen uit den Comp.'s tijd, 183 e.v. Stapel |
|