[Steenoven, Cornelis]
STEENOVEN (Cornelis), geb. te Amsterdam 1662, gest. in 1725, zoon van Dirk Hendrixsz. Steenoven en van Margarita Verwers, beiden van Amsterdam en verwant aan de bekende geslachten van Bronkhorst en van Outshoorn. Hij genoot in zijn geboortestad het voorbereidend onderwijs voor de hoogeschool. Daar hij zich aangetrokken gevoelde tot het geestelijk ambt, trok hij in 1679 naar de leuvensche universiteit, waar het kapittel van Utrecht een college bezat, ‘den Hoogen Heuvel’, tot volledige opleiding van geestelijken. Een dergelijke inrichting, ‘Pulcheria’, had daar het haarlemsche kapittel. In 1685 vertrok hij naar Rome, waar hij 4 jaar later den doctorstitel in de theologie deelachtig werd. Naar zijn vaderland teruggekeerd stelde de aartsbisschop, Petrus Codde, hem aan tot kapelaan te Amersfoort; van daar werd hij verplaatst naar Amsterdam, tot hij in 1693 als pastoor te Amersfoort terugkeerde. Een blijk van het groote vertrouwen, dat men in hem stelde, was zijn verkiezing tot kanunnik in 1700. Ook Codde prees hem als een ijverig, werkzaam, vroom man, zonder eerzuchtige bedoelingen, maar steeds op zijn post, waar zijn plichtsgevoel hem riep. Om een eind te maken aan het langdurig herderlooze tijdperk, dat, naar vele Katholieken hier te lande toen meenden, de utrechtsche katholieke kerk in haar bestaan bedreigde, aanvaardde hij in 1719 in weerwil van zijne zwakke gezondheid het ambt van algemeen vicaris. Hij werd toen tevens pastoor te Leiden. Zijn verkiezing in 1723 door de acht kanunniken van het kapittel van Utrecht tot aartsbisschop was de bekroning van zijn levensarbeid. De wijding geschiedde door D.M. Varlet, titulairen bisschop van Babylonië (overleden 1742). Reeds in 1725 overleed Steenoven, opgevolgd door Cornelis Johannes Barchman Wuytiers.
De amersfoortsche humanistenschool, het college genaamd, en het daaraan in 1735 verbonden seminarie, welke beide inrichtingen nog bestaan en de oud-roomsche Kerk van priesters voorzien hebben, zijn nog altijd een herinnering aan het kortstondig kerkelijk bewind van dezen uitstekenden prelaat.
Zijn portret is gegraveerd door J. Folkema.
Zie: Berends, Wijker, van Harderwijk, Copper en Lagerwey, Gedenkboek 1723-1923 (Utrecht 1923); R. Bennink Janssonius, Geschiedenis der Oud- Roomsch Katholieke kerk in Nederland ('s Gravenhage 1870); G.J.P.J. Bolland, De kerk van Utrecht (Leiden 1900); W. Kemp, Kort historisch verhaal van 't gene de Kerk van Utrecht wedervaren is (Amsterdam 1719).
Bartelds