Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1164]
| |
Bourgondië, waar zijn vader, Willem S., ontvanger der domeinen was van hertog Philips den Goede. Diens zoon, Karel, werd de peter van den jongen K. Soillot. Nadat deze laatste zijn latijnsche studiën had voltooid, trad hij evenals zijn vader en zijn broeder in dienst der hertogen van Bourgondië. Hij werd secretaris van graaf Karel van Charolais en daarna van hertog Philips. In Juli 1462 was hij reeds secretaris van den hertog, zooals blijkt uit de registers van dien vorst. Hij bekleedde hetzelfde ambt onder de regeering van Maximiliaan en Maria van Bourgondië, tevens was hij sinds 11 Aug. 1471 tot Nov. 1483 controleur du sceau de l'audience. Ook werd hij door zijn vorsten belast met verschillende zendingen, o.a. was hij 1469 een tijd in Zeeland, om 10 oorlogsschepen in orde te brengen. Hij werd ook door den hertog gezonden als afgezant naar den Paus. Natuurlijk bezorgde hem de hertog vele rijke kerkelijke beneficies om zoo zijn diensten te beloonen. De dispensatie om zoovele kerkelijke waardigheden te gelijk te bezitten, was in dien tijd gemakkelijk te verkrijgen. Hij werd deken van het kapittel van Sint Pieter te Middelburg. De juiste datum, waarop hij deze waardigheid verkreeg, is bij gebrek aan bescheiden over dat kapittel niet aan te geven. Hij komt als zoodanig ook voor met den titel van keizerlijk notaris, 28 Mrt. 1473. In eenige zeeuwsche kerken verkreeg hij nog beneficies, zooals blijkt uit het Register van Grijpink. 1484/85-1488/89 had Mr. Karolus Boillot, of Foilliot een proces met Joh. de Montfoort, kan. van Oudmunster te Utrecht, over de parochie Nieuwlande in Zuid-Beveland. 1493/1494 was in de Westmonster te Middelburg en in de kapel Lisse te Welle een vicarij open door den dood van Carolus Falliot. De namen in het register zijn veeltijds geradbraakt, zoodat zonder twijfel hier Carolus Soillot bedoeld is. 26 Aug. 1476 en 27 Oct. 1476 komt Carolus Soillot in oorkonden voor als deken van het kapittel van Geertvliet. 1482 verruilt hij zijn dekenaat met Philippus de Alemonda. Hij bezat bovendien nog een kanunnikdij in St. Donaas, te Brugge, in de kathedraal te Kamerijk en in St. Pieter te Anderlecht sinds 1482. Tevens was hij kanunnik-scholaster van het kapittel van St. Gudule te Brussel. Hij had een huis te Brussel bij het Schuttershof. Als scholaster werd hij 1487 met den deken Martinus Steenbergh belast een inventaris op te maken der boeken van het paleis Coudenberg. Deze inventaris werd uitgegeven in: Bibliothèque protypographique (Paris 1830). Op de vergadering van het Gulden Vlies te Mechelen fungeerde hij als griffier, 1491. Hij hield in de St. Romboutskerk 24 Mei na de Requiem-mis de lijkrede voor de overleden Vliesridders. Deze trof de aanwezige ridders zoo, dat zij besloten ze in het register van het Gulden Vlies te doen inschrijven. Bij Grijpink ziet men, dat hij 1493/94 overleden was. Het necrologum van Anderlecht vermeldt zijn dood op 28 Oct. In het necroloog van Geertvliet komt hij niet voor. Hij overleed 1493. Carolus Soillot was ook letterkundige en dichter. Hij schreef twee werken in zijne jeugd: La tyrannie de Zenophon, een vertaling uit het Latijn, dat hij opdroeg aan zijn beschermer, den graaf van Charolais. Het handschrift, naar Parijs gevoerd, werd teruggegeven aan de Koninkl. bibliotheek te Brussel, die nog een ander exemplaar bezit no. 9567 en 14642. Het tweede werk, Le Débat de félicité, is een samenspraak in rijm en proza. De | |
[pagina 1165]
| |
Kon. bibliotheek te Brussel bezit een exemplaar, dat eveneens naar Parijs was gevoerd en als het vorige, keurig gebonden met de cijfers van Napoleon I, is weergekeerd. Het is ook opgedragen aan zijn peter, Karel den Stoute, en 1462 opgesteld. Eenigen tijd na diens dood herzag de schrijver zijn werk en droeg de nieuwe editie op aan graaf Philips de Croy. Het exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek, no. 9083. Een ander exemplaar droeg hij op aan Louis van Brugge, heer van Gruuthuyse. In het eerste schreef hij nog een vers met gebed ter eere van O. Lieve Vrouwe, Les Sept. joyes Nostres Dame. Zie: C.P. Hoynck van Papendrecht, Analecta Belg. III p. II, 10; Grijpink, Register op de parochiën I, Wal. 64, 113, Z. Bev. 96; Messager des sciences hist. (1863), 446-454, (1878) 183, (1884), 471; Bijdr. hertogdom Brabant V (1906), 93; Biogr. Nat. Belg. XXIII, 111; Hist. de Bruxelles III, 311; Brom, Arch. in Italië I, nr. 1418-23. Fruytier |
|