[Sebastiaan, Gysbert]
SEBASTIAAN (Gysbert), geb. waarschijnlijk omstr. 1585, gest. te Lontor (Banda) 19 Maart 1634. Als predikant in dienst getreden van de O.I.C., was hij den 28sten October 1628 op het schip Batavia uitgezeild met bestemming naar Java. De reis was aanvankelijk voorspoedig; aangezien echter de schipper François Pelsaert (dl. V, kol. 463) in den Indischen Oceaan de koers te veel oostelijk aangehouden had, verzeilde het schip den 4den Juni 1629 op een der klippen van de Abrolhos of Houtmansgroep op 28½o Z.B., slechts 9 mijlen van de kust van Nieuw-Holland verwijderd. Het afbrengen van het schip bleek onmogelijk, doch de bemanning, in het geheel een driehonderd koppen, wist zich met vele levensmiddelen in veiligheid op de eilandjes te brengen en hun lot zou wellicht draaglijk geweest zijn, vooral toen men na lang zoeken drinkwater op het spoor gekomen was, als niet eenige leden der equipage, waaronder de onderkoopman, een gewezen apotheker uit Haarlem, het helsche plan beraamd hadden, alle geredden op een veertigtal na te vermoorden en vervolgens met medewerking van den kapitein, die eigenlijk de ziel was geweest van dit afschuwelijke opzet, naar een portugeesche haven in de straat van Malakka te stevenen om daar schip en lading te verkoopen. De schipbreuk had dit voorloopig wel verhinderd, maar het wachten was nu op den schipper, die zich in een open boot vergezeld van den opperkoopman naar Batavia begeven had om daar kennis te geven van de ramp.
Intusschen was een deel der passagiers, die er wellicht eenig vermoeden van hadden, wat hun boven het hoofd hing, naar elders uitgeweken. De kwaadwilligen zagen toen de kans schoon om hun slag te slaan, zoodat op hun gebied het misdadig opzet volkomen gelukte. Op den 12den Juli 1629 waren nog slechts 43 personen, waaronder 7 vrouwen, in leven. De ongelukkige predikant zag zijn geheele gezin, vrouw en kinderen, onder hun snoode handen vallen; slechts zijn dochter Judith bleef wel is waar in leven, maar ze was blootgesteld aan de gruwelijkste gewelddaden der moorddadige bende. Hij slaagde er in te ontkomen naar zijn vreedzamere lotgenooten, maar zijn dochter moest hij achterlaten. De onderkoopman, die zich kapitein-generaal liet noemen en in de sierlijkste uitmonstering rondliep, werd wel is waar gevangen genomen bij hun aanval op de welgezinden, wier aantal naar hun zin nog veel te groot was, maar de opvolger zette het helsche moordbewind voort. Intusschen werd den 17den Sept. een schip zichtbaar. De roovers verwachtten stellig, dat Pelsaert met een ander schip in aantocht was, maar ze hadden zich misrekend. De schipper was na een voorspoedige reis van slechts 29 dagen