[Schijn, Hermannus]
SCHIJN (Hermannus), geb. te Amsterdam in 1662, gest. aldaar in 1727. Hij studeerde eerst aan het athenaeum in zijn vaderstad en daarna te Leiden en te Utrecht in de geneeskunde, waarin hij in 1682 promoveerde. Hij vestigde zich toen als geneesheer te Rotterdam, maar gaf zich tevens aan godgeleerde studiën. Het gevolg daarvan was, dat hij in 1686 tot leeraar bij de Doopsgezinden aldaar werd aangesteld. Tot driemaal toe werd hij tevergeefs te Amsterdam beroepen. Maar in 1690 nam hij het beroep daarheen ten slotte aan. Tot zijn dood, dus gedurende 37 jaar, is hij te Amsterdam leeraar bij de Doopsgezinden gebleven. Hij publiceerde: Zalige nagedagtenis van M. Fortgens (Amst. 1695, 4o); De mensch in Christus of het geestelijck leven der geloovigen .... (Amst. 1720, 12o). Maar vooral is Schijn bekend gebleven door zijn studiën over de geschiedenis van zijn kerkgenootschap. Het eerst gaf hij uit: Korte historie der Protestante Christenen, die men Mennoniten of Doopsgezinden noemt (Amst. 1711, 12o). Dit boek werd door Schijn zelf in het latijn vertaald als: Historia Christianorum qui in Belgio Foederato inter Protestantes Mennonitae appellantur, adjecta accurata disquisitione de antiquitate baptismi proselytorum inter Judaeos (Amst. 1723, 12o). Een uitbreiding daarvan is zijn groote werk: Historiae Mennoniarum plenius deductio in qua de origine, nominibus, differentiis, dogmatibus, confessionibus autoribus itemque de hodierno in Belgio foederato statu eorum Christianorum qui a Mennone Simonis Mennonitae appellantur, fusius agitur (Amst. 1729, 12o). Dit boek heeft zijn waarde als een uitgebreide geschiedenis der Doopsgezinden nog niet verloren en vormt den grondslag voor verdere studie. Het is eerst door M. van Maurik en later door G. Maetschoen in het Nederlandsch vertaald en door den laatste nog belangrijk
uitgebreid.
Zijn portret is geschilderd door Herm. Wolters - van Peene en hiernaar gegraveerd door J. Houbraken en J.C. Philips; voorts gegraveerd door J. Folkema.
Zie: Maetschoen, Eeuwigdurende gedagtenisse der regtvaardigen (lijkrede op Schijn; Amst. 1728, 4o); Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgezinden in Holland, 135 vlg.; Glasius, Godgeleerd Nederland, in voce.
Brugmans