[Schullinck, Jan]
SCHULLINCK (Jan), Scullinc, Schullius, kartuizer, overl. 19 Febr. 1495 te Gent. Hij trad aldaar in het kartuizerklooster Koningsdal en werd er als monnik geprofest. Na aldaar eenigen tijd de ambten van vicarius en novicenmeester te hebben waargenomen, werd hij omstreeks 1485 als prior geroepen tot het bestuur der chartreuse van St. Bartholomeus in Jeruzalem buiten Delft. In 1491 werd hij, ontheven van dit bestuur, naar Leuven gezonden om daar als rector de stichting van een kartuizerklooster voor te bereiden. Aanvankelijk waren hem slechts een monnik en een donaat toegevoegd. Dank zij den ijver van zijn gezellen en de hulp van vele weldoeners was het nieuwe klooster in 1495 reeds voor een klein gedeelte tot stand gekomen, toen hij van het rectoraat werd ontheven om opgevolgd te worden door den delftschen prior Joannes Petri (dl. V, kol. 496). Hij keerde terug naar het huis zijner professie bij Gent en stierf daar korten tijd later.
Zie: L. le Vasseur, Ephemerides Ordinis Cartusiensis I (Monstrolii 1890), 204; Analectes pour servir à l'histoire ecclés. de la Belgique XIX (1877), 233 vlg.
Scholtens