[Schiotling, Johannes]
SCHIOTLING (Johannes), geb. te Amsterdam 1793, gest. ald. 1844, zoon van Johan Hendrik en van Anna Willemina Tolle. Oorspronkelijk bestemd voor de studie der medicijnen, waartoe hij in 1807 als student aan de leidsche universiteit werd ingeschreven, ging hij later aan de hoogeschool te Straatsburg tot de philosofie over, zonder echter zijn studie tot een eind te brengen. Ofschoon hij aanvankelijk in het bezit was van eenig kapitaal, bleek dit onder het beheer van een gewetenloozen voogd grootendeels verdwenen, zoodat de opbrengst van een boerderij bij Amsterdam en de verdiensten van vertaalwerk de eenige zeer bescheiden bron van inkomsten bleven. Mag dan ook geen wetenschappelijke titel zijn opleiding bekroond hebben, toch was hij een man van groote gaven, wiens diepgaande studiën en voortdurende onderzoekingen hem voorbereidden om de opvoeding van zijn eenig kind met vaste hand te leiden. Krachtig werd hij daarbij gesteund door zijn echtgenoote, een vrouw van hooge geestesbeschaving en van innige mystieke vroomheid. Hij was in 1821 gehuwd met Anna Carolina Fleish Haker, geb. te Nijmegen 1801, dochter van Johan David en van Gertruda van der Hagen. Terwijl Schiotling sproot uit een naar Holland uitgeweken deensch geslacht, stamde Johan David, wiens familie later zich steeds Fleischacker schreef, uit Polen, dat hij reeds als jongeling verlaten had om zich in Holland te vestigen. Uit dit huwelijk sproot slechts één kind, de later zoo bekend geworden Elizabeth Carolina Ferdinanda van Calcar geb. Schiotling (zie dit deel, kol. 261).
Voor de gezondheid zijner vrouw vertoefde hij eenige jaren te Barneveld, tot de verdere opleiding zijner dochter den terugkeer naar de hoofdstad noodzakelijk maakte (1836). Na zijn overlijden hertrouwde de weduwe in 1844 met Jan Hendrik Breyer uit Deventer, teeken- en muziekmeester (Kramm, sup. 26).
Zie: Sikemeier, Elise van Calcar Schiotling. (Haarlem 1921).
Bartelds