werd hij 2 October 1801 aangewezen om deel te nemen aan de expeditie naar St. Domingo onder generaal Leclerc. Toen hij zich aldaar evenwel te openhartig uitliet over de getroffen maatregelen betreffende de slavernij, werd hij door Leclerc teruggezonden (Mei 1802), en ten gevolge daarvan eerst ter beschikking gesteld (22 Sept. 1802) en het volgende jaar gepensionneerd (26 Aug. 1803). Herhaalde aanzoeken om in dienst te worden hersteld, werden door den Keizer afgewezen.
Tijdens de expeditie van de Engelschen in 1809 tegen Antwerpen, toen in der haast, bij afwezigheid van den Keizer, die in Oostenrijk was, een leger moest worden bijeenverzameld, maakte de minister van oorlog, generaal Clarke, van het aanzoek van generaal Salme gebruik, om hem in zijn vorigen rang opnieuw aan te stellen. Hem werd, aan het hoofd van eene brigade nationale gardes, de verdediging van het Vlaamsche Hoofd (aan den linker oever van de Schelde tegenover Antwerpen) opgedragen, en ofschoon na afloop der expeditie generaal Bernadotte een gunstig rapport over zijn gehouden gedrag had ingediend, werd hij 19 Sept. 1809 door Napoleon opnieuw gepensionneerd.
Op voorspraak van generaal Souham, met wien hij, onder Pichegru, bij het Noorder-leger gediend had, werd hij 16 April 1810 in activiteit hersteld en naar het leger in Catalonië gezonden. Hier diende hij eerst onder Macdonald, later bij het leger van Arragon onder Suchet. Bij het afslaan van een uitval uit het fort Olivo, gelegen op een rots buiten Tarragona (aan de Middellandsche Zee tusschen Barcelona en den mond van de Ebro) werd Salme door een kogel uit een biscaaier aan het hoofd doodelijk getroffen (in den nacht van 27 op 28 Mei 1811). Ter eere van de nagedachtenis van hun bevelhebber gaf generaal Suchet bevel aan de troepen zijner brigade, om het fort Olivo te bestormen. De manschappen vlogen als het ware tegen het fort op, en met het bloed der vermoorde Spanjaarden schreven zij op de muren: ‘Notre brave général Salme vengé’.
Juist ten tijde, dat Salme den heldendood stierf, had de Keizer hem tot divisie-generaal benoemd en hem het kruis van het Legioen van Eer gezonden, dat hij reeds zoo dikwijls verdiend had. Napoleon herstelde na zijn dood het onrecht, dat hij hem vroeger had aangedaan. Het fort Olivo werd herdoopt in ‘Fort Salme’; zijn oude vader ontving een pensioen van 1000 fr., en zijn neef, de jeugdige Prévost, kreeg in 1812 een beurs voor het lyceum van Nancy.
Generaal Salme heeft een voornaam aandeel gehad in de bezetting van ons land in 1794 en 1795. Zijne brigade maakte deel uit van de 4e divisie (generaal Despeaux) van het leger van Pichegru, of eigenlijk bestond die divisie, toen zij ons land binnentrok, alleen uit zijne brigade. Korten tijd daarna werd generaal Despeaux tot een anderen werkkring geroepen (envoyé sur les derrières), en de brigade-generaal met het commando over de divisie belast (20 Sept. 1794). De brigade kwam van de zijde van Mechelen over Antwerpen, Oostmalle, Turnhout en overschreed de hollandsche grens 5 Sept. 1794 ongeveer westwaarts van Baerle-Nassau; had haar eerste nachtkwartier te Ulecote, en marcheerde verder over Riel (10 Sept.), Hilvarenbeek (12 Sept.), Oorschot (14 Sept.), Liempde (15 Sept.) en Son (16 Sept.) naar Vorstenbosch (21 Sept.), ten n.o. van Veghel, waar zij tijdens het beleg van den Bosch (dat zich 8 Oct. overgaf) een reserve-stelling innam. Dat de brigade zich, zooals Heitz vermeldt (bl. 48), van het fort Crevecoeur meester maakte (dat door luitenant-kolonel Tieboel den 27. Sept. werd overgegeven) is onjuist.