geroepen tot de hoogste staatsbetrekkingen bij de nieuwe regeering. In Maart 1795 vinden wij hem in den Haag als lid van het ‘Militair Departement’ van het Comité tot de Algemeene Zaken van het Bondgenootschap te lande, het lichaam, dat als uitvoerend gezag in de Bataafsche Republiek den voormaligen Raad van State verving. Met Lestevenon en Hylkema werd hij belast met het samenstellen van een plan van organisatie van het bataafsche leger, hetwelk den 8en Juli 1795 vastgesteld en 12 Juli d.a.v. door de Staten-Generaal werd aangenomen. Nadat de nieuwe staatsregeling was tot stand gekomen, werd hij 6 Februari 1798 aangesteld tot agent (minister) van oorlog, uit welke betrekking hij in Februari 1800, na den afloop van den engelsch-russischen inval in Noord-Holland, na herhaald verzoek zijn ontslag bekwam. In het laatst van December 1800 trad hij op als lid van den Raad der amerikaansche koloniën; 4 Juni 1801 werd hij gekozen tot lid van het Uitvoerend Bewind, in October 1801 tot lid van het Staatsbewind, 8 Juni 1803 tot secretaris van Staat (minister) van oorlog, welke betrekking hij bleef vervullen tijdens het bewind van den raadpensionaris Schimmelpenninck, die hem den rang van luitenant-generaal verleende (21 Maart 1806). Bij de instelling van het koninkrijk Holland bleef Pijman aanvankelijk met de portefeuille van Oorlog belast (19 Juni 1806), doch koning Lodewijk koos korten tijd daarna (11 Juli) den luitenant-generaal Bonhomme tot zijn opvolger, onder den titel van directeur-generaal. De afgetreden titularis werd bij Kon. besl. van 27 Febr. 1807 benoemd tot directeur-generaal der Posterijen, in welke betrekking hij den 28. November van hetzelfde jaar wegens redenen van gezondheid op zijn verzoek werd gepensionneerd, waarbij hem een pensioen werd toegelegd gelijk aan het door hem genoten traktement.
Pijman is gehuwd geweest met Adriana Scheltes, afkomstig uit Amsterdam, overleden te Heemstede (1751-1795). Zijn eenige zoon Abraham (1780-1851) is gepensionneerd als kapitein der artillerie. Met den dood der kinderen van zijne twee broeders, die beiden als officier der infanterie in het staatsche leger hebben gediend, is het geslacht in de mannelijke lijn uitgestorven.
Zie: Blok, Gesch. van het Nederl. Volk2 IV, 19, 49, 53 vlg., 73, 81, 84 vlg., 88, 104; Colenbrander, Gedenkstukken, passim; dez., Bataafsche Republiek en Schimmelpenninck en koning Lodewijk, passim; Mdbl. Ned. Leeuw VI, 53; Bosscha, Ned. Held. te Land2 III, 111 noot 1, 114 noot 1, 120 noot 3, 124; Navorscher (1899) 499; Mendels, Herman Willem Daendels (Amsterdam 1890) 82 v.v.; Koolemans Beijnen, Krijgsgeschiedkundige Studie over de Verdediging van de Bat. Rep. in 1799