Protestans nam hij het in zijn werk op. Tot opheldering der gebeurtenissen in dat troebele jaar 1566 is le Petit's werk, door de uiterste schaarschheid van het origineel dezer apologie, trouw door alle latere historici geraadpleegd.
Behalve zijn Grande chronique heeft hij nog een beschrijving der Nederlanden gegeven, die door zijn zoon is uitgegeven: Nederlandts ghemeenebeste, bestaende in staeten, zoo alghemeene als bijzondere van 't hertoghdom Ghelre enz. in 't breede beschreven met alle haere steden, sterckten, vestingen ende aenmerckelyckste plaetsen, vergeleken met die van de Switsersche cantons, inhoudende de oirsaecken ende redenen, die beide beweeght hebben het jock van 't huys van Oostenrijck te verwerpen ende van haeren hals afteschudden (Arnhem 1615, 4o). De vergelijking van Nederland en Zwitserland is goed gevonden, maar wordt niet doorgevoerd. De beschrijving van de Nederlandsche gewesten is de hoofdzaak; maar deze is niet steeds nauwkeurig en ook veelal verward.
Zie: van Hasselt, Geld. Maandwerk, II, 407 vlg.; Lekinne in Bibliophile Belge, XII, 330 vlg.; H.O. Feith in Bijdr. gesch. Groningen, VI, 320 vlg.; Nahuys in Revue numismatique belge (1867), 304 vlg.; de Wind, Bibliotheek der Ned. geschiedschrijvers, 282 vlg.; Fruin, Verspr. Geschr. I, 279, 351, III, 77, 97, 102, 116, 227, VII, 74, 86, 95, 100 vlg., 111, 169, 173 vlg., 189, 201 vlg., 255 vlg., 303 vlg., IX, 275 vlg.; Blok, Gesch. v.h. Ned. volk 2e dr. II, 673.
Brugmans