[Op Ten Noort, Johan (4)]
OP TEN NOORT (Johan) (4), oudste zoon van Joost (1) en van Reinera van Brienen, geb. te Zutfen 1627, gest. te Arnhem 1705. Hij studeerde in de rechten aan de hoogescholen te Utrecht, Harderwijk en Franeker, waar hij resp. in 1646, 49 en 50 ingeschreven werd. Na volbrachte studie werd hij advocaat bij het hof van Gelderland en kreeg weldra den naam van een zeer bekwaam jurist. In 1660 benoemde dit college hem tot tweeden secretaris van de kanselarij en griffier van de leenen van het vorstendom Gelre en graafschap Zutfen, welk ambt hij waarnam tot 1690, toen zijn zoon Joost (2) hem daarin opvolgde. Na diens vroegtijdigen dood werd de vader opnieuw benoemd, waarna in 1694 zijn derde zoon, Engelbert (2), hem verving. Ook was hij gedeputeerde van het kwartier Arnhem of van de Veluwe. In 1663 werd hij schepen, in 1665 burgemeester van Arnhem, in welke hoedanigheid hij op 6 Juni 1672 mede onderteekende de artikelen, waarbij Arnhem aan Lodewijk XIV overging. In 1666 werd hij tot lid van de St. Nicolaas-broederschap aangenomen, een lichaam, dat in dien tijd aldaar in het openbare leven een belangrijke rol speelde. In 1703 deed hij afstand van dit lidmaatschap ten behoeve van zijn zoon Engelbert. Hij huwde in 1657 met zijn nicht Geertruyd van Brienen (1630-1684), een vrouw met artistieken aanleg. Zij was de dochter van zijn oom Reynder van Brienen en van Helena Everwijn. Tot deze echtverbintenis verleende het Hof van Gelderland in dat jaar dispensatie wat betrof het voortgaan der huwelijksaankondigingen in de kerk; wat het huwelijk zelf betrof, verwees het hem naar de Staten van Gelderland. Uit dit huwelijk sproten 2 dochters en 4 zoons: Joost (2), Reynder, Engelbert (2) of Engel en Johan (5) of Jan; voorts nog eenige vroeg gestorven kinderen. Hij was de stamvader van den thans uit-