dorst bijna niet meer met zijn naam voor het licht komen’. Verlaten en armoedig stierf N. den 28en Aug. 1803 in het St. Pietersgasthuis te Amsterdam.
Nomsz begon zijn dichterlijke loopbaan aan de hand van Feitama, Meyer, van Steenwijk en Lucas Pater. Van den laatste zegt hij in een grafschrift (1781), dat diens ‘Kunstliefde en verstand mijn zwakken tred versterkte in Parnas op te streven’. Om als auteur bij het schouwburgpubliek van zijn dagen naam te maken, koos hij de klassiekfransche drama's tot voorbeeld, eerst die van Corneille en Racine, later uitsluitend die van Voltaire, wiens invloed op het tooneel hier te lande in de laatste helft der 18e eeuw overheerschend was. Van dezen vertaalde N. vijf treurspelen, terwijl in stukken van eigen vinding ook meermalen nawerking van tooneelen uit V's modellen is te bespeuren. Groot is het aantal vertaalde (16) en oorspronkelijke (33) tooneelspelen van N. Achter zijn voorbericht tot het 2e deel van de door hem uitgegeven De Nederlandsche Dichtkundige Schouwburg (1789) geeft hij de onderstaande groepeering (zonder de tusschen haakjes bijgevoegde gegevens) van al zijn tooneelwerken, in 10 deelen, ‘ten einde te doen zien, welke stukken inderdaad de mijnen zijn, in wederwil van het geene mij nu en dan ten onrechte is toegeschreven.’ Uit deze lijst blijkt, dat N. onder zijne werken geen plaats gunt aan De Landloopster, opera naar la Bohémienne van Favart (z.j.) en aan Nina of de door liefde gewordene zinloze. Tooneelspel met zang, vertaald uit het Fransch, beide spoedstukjes uit zijn eerste jaren, het eerste ten bate ‘van drie weezen van een onzer bekwaamste actrices’.
I. Ferdinand Gorter, Overwinnaar van Mexico (treurspel naar Alexis Piron 1765, 2e dr. 1769); Titus (treurspel naar de Belloy, 1765, 2e dr. 1767, 3e dr. 1780); Amosis (treurspel, 1767; de eersteling van ‘Eigenvinding’, 2e dr. 1777); II. Iemant en Niemant (Zinspel, 1768 - een omwerking van het gelijknamige stuk van Isaäc Vos uit 1645 -, 2e dr. 1776); Zoroaster (treurspel, 1768, 2e dr. 1781; een nabootsing van Voltaire's Mahomet); De graaf van Warwick (treurspel naar de la Harpe; reeds in 1764 berijmd; 1771); III. Athalia (treurspel naar Racine 1771, 2e dr. z.j.); Bajazet (treurspel naar Racine 1771); De Cid (treurspel naar Corneille 1771, 2e dr. 1772, 3e dr. 1845); Amelia (treurspel naar Voltaire 1771, 2e dr. 1775); IV. Soliman de tweede, of de drie sultanes (blijspel naar Favart, 1775); Anthonius Hambroek (of de belegering van Formosa) (treurspel 1775, 2e dr. 1795); V. Zaïre (treurspel naar Voltaire, 1777, herdrukt in 1781, 1789, 1817); Maria van Lalain (of de verovering van Doornik) (treurspel, 1778, 2e dr. 1783); Ripperda (of de inneming van Haarlem) (treurspel, 1779); VI. Michiel Adriaansz. de Ruiter (treurspel, 1780, 2e dr. 1781, 3e dr. 1793); De man van vertrouwen (kluchtspel, 1781); De Doggerbankers (tooneelspel, 1782); VII. Het Weeskind van China (treurspel naar Voltaire; met de verhandeling over l' Orphelin de la Chine, 1782); De Driftige (blijspel, 1782); VIII. Cora (of de Peruanen) (treurspel, 1784); De Hertogin van Coralli (treurspel, 1784);
Bartholomeus las Casas (treurspel, 1785); IX. Oldenbarneveld (treurspel, 1787); Gabriela in Vergy (treurspel, naar de Belloy; 1789, 2e dr. 1792, waarop Kinker een parodie leverde, n.l. Gabriela van Faiel, geb. v. Vergy, Katjensspel, 1798); De Huigchelaar (blijspel naar Molière, 1789); X. De Graaf van Rennenberg (treurspel, 1789); Hassan (of de Algerijnen) (treurspel, 1789); Vriendschap en liefde (tegen de Mode; blijspel, 1789); De Oude Rok (blijspel, 1789).