[Millen, Goswinus van]
MILLEN (Goswinus van), ridder, vermeld 1242-1262. Wij vonden hem in 1242 in het bezit van het tiend te Venlo, waaraan ook het patronaatsrecht der kerk verbonden was, hetwelk hij in genoemd jaar aan het stift van O.L.V. Munster te Roermond voor 120 Keulsche mark afstond. Deze verkoop geschiedde met bewilliging van Arnoldus van Millen, bloedverwant van Goswinus, van wien deze het in leen had, en met toestemming van Hendrik, heer van Heinsberg, als oorspronkelijk leenheer. Deze werd door Goswinus daarvoor schadeloos gesteld door de overdracht van den molen met 12 bunder akkerland en 12 bunder bosch, genaamd Brul uit zijn allodium te Millen, de heer van Heinsberg voegde deze in plaats van het tiend van Venlo aan zijn dominium toe en beleende daarmede Arnold van Millen, die op zijne beurt gemelde goederen aan zijn bloedverwant Goswinus in leen teruggaf. Die eerste overeenkomst werd echter spoedig te niet gedaan, want den 12. November 1259 droeg Goswinus met medewerking van zijn zoon Willem het tiend en het daaraan verbonden vergevingsrecht der kerk van Venlo over aan den abt Walther en het klooster van Averbode in Belgisch Brabant, hetgeen in 1260 door den bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, en in 1262 bij breve van 28 Mei gegeven te Viterbo door paus Urbanus IV werd goedgekeurd.
Zie: Martin Jansen, De Pastoors van Venlo uit de abdij Averbode in Maasgouw (1880), 297.
Verzijl