[Lijnden, Jan Carel Elias graaf van (1)]
LIJNDEN (Jan Carel Elias graaf van) (1), geb. te Arnhem 23 Januari 1770, ged. 28 Jan., overl. te Arnhem 31 Juli 1825, zoon van Dirk Wolter van L. van Hoevelaken, die volgt (kol. 809) en van A.T. Geelvinck.
Hij werd in 1792 lid van de ridderschap van Nijmegen en ambtsjonker en heemraad van de Neder-Betuwe. Als oranjegezinde werd hij in 1798 namens de oranjepartij door van Heeckeren van Suyderas als een soort van gezant naar Berlijn gezonden; in het volgend jaar was hij te Emmerik, later te Elten woonachtig om aldaar in het belang van de oranjepartij werkzaam te zijn en nam in Sept. 1799 deel aan den mislukten gewapenden inval in Gelderland en Overijsel. Hij was daarna hofmaarschalk van prins Willem V te Fulda. In 1814 opnieuw in de ridderschap van Gelderland beschreven, werd hij van 1814-1825 gouverneur van Gelderland, daarna staatsraad i.b.d. en kamerheer van koning Willem I. Bij K.B. van 25 Dec. 1818 verkreeg hij den titel van graaf, bij recht van eerstgeboorte, terwijl 10 Maart 1819 werd bepaald, dat zijn overige wettige nakomelingen de titels van baron of barones zouden voeren.
Hij huwde te Emmerik 23 Mei 1804 met jkvr. Antonia Margaretha Jacoba van Pabst (1776-1815), dochter van jhr. Johan Maurits, heer van Bingerden, Wolfswaard en Hoenkoop, en van Sara Agatha des H.R.R. barones Hop. Hieruit sproten 7 kinderen, waarvan Johan Maurits volgt, Dirk Wolter Jacob Carel voorgaat, en Mr. Rudolph Willem in dl. III, 800, voorkomt. De jongste dochter Agatha Agneta Jacoba (1815-97) was van 1842-52 hofdame van koningin Anna Paulowna.
Zie: Blok, Gesch. Ned. Volk2 IV, 69, 70, 76; Geneal. Herald. Bl. X, 370; Jaarb. Ned. Adel V, 457, 458; Nederl. Adelsboek, (1915), 218.
Regt