tot gade Agnes van Herlaer (zooals oude genealogieën beweren), doch dit huwelijk is tot heden niet uit oorkonden gebleken.
Als vaststaande mag worden aangenomen, dat de geldersche van Lijnden's uit Cleef stammen hun stamslot was het kasteel Lynn (Lynne) bij Crefeld, welks ruïnen nog heden aanwezig zijn.
Dirk (1), gegoed in Deest, Afferden, Winssen en Druten, komt voor de eerste maal voor (als knape) 19 Oct. 1307, wanneer hij en zijn broeder Steven v.L. getuigen zijn, als Johan v. Beusichem belooft dat het slot Maurik steeds voor den graaf van Gelre een open huis zal zijn. 22 Maart 1312 doet Dirk ten behoeve van het kapittel van St. Pieter te Utrecht afstand van den tijns op 16 morgen lands te Alst (op een half uur afstand van Lienden). In dat jaar huwt hij met Ermgard van Keppel, dochter van Wouter, heer van Keppel, en van Jutta van der Sluse. Dirk heeft zich van zijn geboortegrond Cleef geheel los gemaakt en zich in dienst van den graaf van Gelre begeven: hij is gelderschman geworden. Tot 1327 vinden wij hem niet vermeld en heeft hij wellicht deelgenomen aan buitenlandsche oorlogen. Maar 17 April 1327 dragen Dirk en Ermgard te Deest al hun goederen in Deest, Afferden, Winssen en Druten aan het klooster 's Gravendael op. Hij staat in 1331 met vele andere edelen over de oorkonde, waarbij graaf Reinald II aan zijn gemalin Eleonora van Engeland het vruchtgebruik verzekert van een jaarrente uit de inkomsten van de Veluwe, alsmede van zijn goederen te Elst, Angeren en Gent. 1 Maart 1333 is hij getuige bij het huwelijksverdrag tusschen Gerard, oudsten zoon van graaf Willem van Gulik en Margaretha van Gelre, oudste dochter van Reinald II van Gelre en wordt tusschen 1333 en 1335 door de abdis van Elten beleend met de halve heerlijkheid Lienden. Sedert 1335 voert hij daarom den titel van ‘heer van Lienden’. 5 Febr. 1335 en 27 Maart 1335 wordt hij als ridder vermeld. Komt in 1307 zijn broeder Steven voor, in 1317 wordt Johan, in 1335 Hubrecht, ridder, als zoodanig vermeld, terwijl in 1316 een zuster Elisabeth optreedt, die vermoedelijk Wouter heer
van Loenersloot tot man heeft gehad.
Toen keizer Lodewijk van Beyeren 12 Maart 1339 op den rijksdag te Keulen het graafschap Gelre tot een hertogdom verhief en graaf Reinoud II alzoo de eerste hertog van G. werd, voegde hij hem 4 van de voornaamste edelen des lands tot hooge ambtenaren toe. Dirk van L., ridder, was er één van: hij werd erfschenker van Gelre. Hij was ook heer van ter Leede (zoo het schijnt werd dit leen steeds gekoppeld aan het erfschenkambt) en bouwde het, in 1318 door de Hollanders gedeeltelijk verbrande en anderdeels in 1342 door een aardbeving verwoeste slot weder op. In 1345, 1357, 1358 en 1359 komt hij voor als raad van hertog Reinald III. 28 Januari 1344 staat hij over de oorkonde, krachtens welke Arnhem en Wageningen verzekering erlangen wegens de voldoening van hetgeen zij voorgeschoten hadden om in de schulden van Reinald III tegemoet te komen; hij is 14 Mei 1345 getuige en raad van Reinald III, als deze van den abt van St. Paulus het hoog en laag gerecht te Lienden in pacht neemt, staat 11 Nov. 1345 over de beleening van Willem de Cock van IJsendoorn door hertog Reinald met de heerlijkheid IJsendoorn, staat 20 Juli 1348 over de beleening door Reinald van Jan heer van Culenborg met het goed, dat zijn vader van dien vorst placht te houden, belooft 19 Juli 1358 zich als raad van Reinald III en zijn broeder Eduard getrouw te zullen