Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 746]
| |
dene folianten omvattende, geraakte eertijds door diefstal in handen van een opkooper, die op zijn beurt ze overdeed aan iemand, die de papieren opkocht voor de centraal-bibliotheek der vereeniging ‘Il Risorgimento’ te Rome, waar ze nog heden berusten. Aan de nadere onderhandelingen omtrent de uitvoering van het concordaat nam L. ijverig deel. Toen paus Pius IX in 1847 moest wijken voor het oproer, volgde de nederlandsche gezant den Paus naar Gäeta, en bleef daar, totdat Pius in zijn stad was teruggekeerd. L. had echter in die benauwde dagen zijn particulieren secretaris, Paolo Magrini, in Rome achtergelaten, en dat niet alleen om de zaken waar te nemen van de legatie (zij was gevestigd op de eerste verdieping van een palazzo in de Via di Ripetta, vlak bij San Girolamo de' Schiavoni), maar tevens om op de hoogte te blijven van de gebeurtenissen in het woelige Rome. Schier dagelijks kwamen uitvoerige berichten van Magrini in; en de waarde, welke ‘Il Risorgimento’ aan de papieren van L. hecht, moet hoofdzakelijk uit die rapporten verklaard worden. Niet onbelangrijk ook is de rol geweest, welke L. bij het herstel der bisschoppelijke hiërarchie heeft gespeeld. Ware zijn wensch vervuld, dan zou niet Utrecht als residentie van den aartsbisschop gekozen zijn, maar 's Hertogenbosch. Dat blijkt uit zijn correspondentie met den Haag, welke onder toestemming der autoriteiten in de Mededeelingen van het Nederl. Hist. Instituut te Rome, voor zooverre het deze zaak betreft, is afgedrukt (II, 1922, blz. 119). Niet minder merkwaardig is ook het feit, dat hij reeds in Jan. 1853 aan den minister van buitenlandsche zaken wist te berichten, waar de aartsbisschop, als opvolger van den H. Willebrordus, zou zetelen, dat volgens den uitdrukkelijken wil van Pius IX te Utrecht moest zijn, en nergens elders, alsook, dat mgr. Zwijsen daarvoor was bestemd. Zijn wedervaren op een audiëntie bij den Paus, toen hij zeer omzichtig op 's Hertogenbosch trachtte aan te sturen, is door hem zelven l.c. opgeteekend. De nederlandsche regeering erover verstoord, dat de Paus het juiste oogenblik van het herstel der hiërarchie geheel aan zich heeft gehouden, gaf aan L. bevel Rome te verlaten, zonder kennisgeving wanneer hij op zijn post zou terugkeeren. Ten gevolge van de April-beweging moest Thorbecke aftreden, doch toen de storm een weinig was bedaard, en minister van Hall naar een ‘apaisement’ streefde, werd Mr. Lightenvelt in buitengewone zending naar Rome afgevaardigd, om het daar zoo mogelijk tot een schikking te brengen. Hierin slaagde hij en daarop werd L. gelast als gezant naar Rome terug te keeren. Moge hij in zijn politieke bemoeiingen niet altijd even gelukkig zijn geweest, hij was toch te Rome een representatieve figuur; als oudste der diplomaten aldaar vervulde hij jaren lang de functie van deken van het corps diplomatique. Voor zijn landgenooten betoonde L. zich uiterst zorgzaam, vooral ook wanneer deze door ziekte of andere ongevallen werden bezocht. Reeds in 1846 had hij prinses Marianne op haar italiaansche reis begeleid (zie de daarop betrekkelijke correspondentie in de Mededeelingen Ned. Hist. Inst. te Rome I (1921), blz. 158). Ook voor kunstenaars (zie de levensschets van Alexander Teerlink in dezelfde Mededeelingen II (1922) blz. 128) was hij vol belangstelling. Zie: Albers, Gesch. v.h. herstel der Hiërarchie I en II; Goulmy, Hiërarchie en Wetboek, 219; I. Koelman, In Rome (Arnhem 1869) II, 129. Hensen |
|