twee verschillende huizen bewoond te hebben; in de jaren 1497-1498 geeft hij als adres op ‘aen die visch marct’ en ‘aen (of “by”) die visch capelle’, in twee ongedateerde drukken van na 1500 ‘in sinte pieters kerste(e)ghe’. Worden met de initialen B.B. aan 't slot van het colophon in zijn eersten druk (Campbell 837), waar sommigen een persoonsnaam, mogelijk een compagnon achter hebben gezocht, soms de voorletters van den naam van zijn leidsche huis aangeduid? Af en toe gebruikt hij de spreuk ‘God heb(be) lof’ of ‘Looft god van al’ of ‘God si gheloeft’.
In het jaar 1506 verhuist hij naar Amsterdam, misschien wel wegens de concurrentie der drukkerij van Jan Seversz., die in 1502 te Leiden geopend was. De eerste gedateerde druk te Amsterdam is de Wandelinge der kersten menschen van 18 Dec. 1506. Hij drukte daar soortgelijke devote boekjes als in Leiden; de productiviteit van zijn pers wordt echter steeds kleiner. Slechts een stuk of 12 amsterdamsche drukken zijn ons van hem bekend, meest ongedateerd. Een eigenhandige verklaring van Hugo Jansz., gedateerd 12 Sept. 1510 en bewaard in het Archief van het Begijnhof, bewijst, dat hij er in dat jaar nog woonde. Zijn drukkerij was te Amsterdam gevestigd ‘bi der heyligher stede’ of zooals hij het ook wel uitdrukt ‘in die caluerstraet’; klaarblijkelijk is met beide hetzelfde adres bedoeld. Indien, hetgeen heel waarschijnlijk is, de Niewe suuerlike geestelike boemgaert van 1 Juni 1508 ook een druk van hem is, dan woonde hij in dat jaar ‘op die oude burchwal’. Tusschen 1510 en 1517 hooren we niets van hem; op 6 Maart 1517 geeft hij te Delft ‘opten langhen dijck’ de Fasciculus mirre uit, zoover wij weten zijn eenigen delftschen druk. In 1518 vinden we hem terug in den Haag; 4 Sept. van dat jaar geeft hij er de Wandelinghe der bloemen uit, hetzelfde werk, met eenigszins gewijzigden titel, waarmee hij te Amsterdam debuteerde. Maar een heel enkele haagsche uitgave uit de jaren 1518-1519 en misschien nog wat later is ons van hem bekend. Hij schijnt er verder als boekverkooper den kost te hebben verdiend. De Instructie van den Houe van Hollant, Zeelant ende Vrieslant door Pieter Jansz. Tyebaut te Amsterdam in 1522 gedrukt, vermeldt aan het slot, dat het boek te koop is ‘inden Haghe by Meester Huych Ian zoen van Woirden’. Uit een verkoopacte blijkt, dat hij op 16 April 1526 nog in den Haag woonde. Hij wordt daar samen
vermeld met een anderen boekverkooper, Claes Jansz. Soms een broer?
Twee drukkersmerken heeft hij gebruikt, uitsluitend in zijn leidschen tijd. Het eene stelt het leidsche wapen voor: twee gekruiste sleutels op een schild in vierkante lijst; het andere een vogel (pelikaan?) onder een boog, aan zijn snavel en om zijn hals hangt een leeg schild, boven zijn kop een schild met het leidsche wapen. Het eerste merk vinden we na zijn vertrek uit Leiden terug bij Jan Seversz., zonder de lijst. De typen en houtsneden, die hij gebruikte, zijn weinig origineel. Door E.W. Moes en later door M.J. Schretlen is verondersteld, zonder veel bewijzen, dat Hugo Jansz. van Woerden tevens boekbinder is geweest. Verder heeft B. Kruitwagen de hypothese ontwikkeld, dat hij behalve drukker ook prentsnijder zou zijn geweest en als zoodanig in het klooster Marienwater bij Coudewater gewerkt zou hebben.
De haagsche acte van 16 April 1526 is het laatste spoor, dat ons van hem bekend is.
Zie voor de beschrijvingen van zijn drukken tot