[Hoogeveen, Jan (1)]
HOOGEVEEN (Jan) (1), zoon van Henricus H. (dl. V, kol. 240), studeerde te Leiden in de rechten, promoveerde hier tot iur. utr. dr. (1763), en werd nog bij het leven van zijn vader tot conrector der latijnsche school te Delft benoemd. Hij aanvaardde die betrekking 9 Sept. 1771 met een Carmen heroicum referens orationem Soaemidis ad matronas Romanos de Sexu muliebri a gerenda republica non removendo. Deze oratie zoowel als die van zijn vader, bij deze gelegenheid gehouden, werden gezamenlijk uitgegeven o.d. titel: Henrici et Jani Hoogeveen Carmina, illius elegiacum, hujus heroicum. (Delphis 1771). In 1791 volgde hij zijn vader als rector op en bleef als zoodanig tot 1806. Evenals deze beoefende hij vlijtig de latijnsche poëzie. Men heeft van zijn hand onder meer: Carmen eligiacum exhibens orationem Caji Marii, consulis exulis Carthaginis delatae ruderibus insistentis (1805), in het Nederlandsch vert. door G.F. Kleynhoff (1806); Oratio de pace novissime restaurata carmini eucharistico celebrata (1802). Hij was op 30 Aug. 1791 gehuwd met Catharina Bartha Verbrugge en op 10 Jan. 1806 met Maria Geertruida Gries, wed. van Jac. Stevens.
Zie: Schotel, Illustre School Dordr., 153; dez., Kerk. Dordr. II, 191, 783; van der Aa, Biogr. Anth. Crit. Woordenb. II, 242; Nederl. Patriciaat 1920.
Hoogeveen