[Hespel, Hendrik van den]
HESPEL (Hendrik van den), geb. te Dordrecht 26 Oct. 1742, overl. te Middelburg 15 Oct. 1828. Hij studeerde te Groningen, was korten tijd hulpprediker te Amsterdam, daarna predikant te Heerjansland 27 Aug. 1775, te Ovezande en Driewegen 12 Nov. 1780, te West-Souburg 18 Sept. 1785; emeritus 4 Mei 1807. Daarna woonde hij te Middelburg. In 1791 is hij benoemd tot lid van het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen te Vlissingen.
Hij schreef: Verhandeling over Gods goedheid in de bepaaling omtrent den dood der meeste dieren (in Verhand. uitg. door het Zeeuwsch Genootschap, 1786, 313-345); Bedenkingen over Matth. 21:19 (in Bibl. van Theol. Letterk. 1809, 296-304); Gedachten over Matth. 4:4 e.a. artikelen (in Boekzaal 1818-1822); Gods liefderijk bestuur in de omwenteling van Nederland aangewezen (Middelb. 1796); Nieuwe leerwijze om kinderen langs een gemakkelijken en corten weg het lezen en schrijven gelijktijdig te leeren (2e dr. Middelb. 1799); Het leven en sterven van J.K. Ellemer, 22 Maart 1815 geguillotineerd te Middelburg (Middelb. 1815); Vriendenraad omtrent het misbruik van den Heiligen Naam des Heeren (2e dr. Middelb. 1818); Opwekking omtrent het Christelijk geven en ontvangen van aalmoezen (Middelb. 1819).
Hij huwde in 1785 met Anna Maria van Nederveen, overl. 6 Oct. 1805. Hun zoon Jan van der Hespel was geneesheer te Dordrecht en schreef o.a.: De zijdewonde welke onze Zaligmaker aan 't kruis ontving, ontleed- en zielkundig beschouwd en: ontleedkundige aanmerkingen over de genezing van het afgehouwen oor van Malchus (in het Genees-, natuur- en huishoudkundig kabinet).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 778 v.; Kerkelijk Handboek (1909) Bijl. 132, 144, 149.
Knipscheer