graphische waarde hebben; het bekendst zijn echter zijn typisch hollandsche boschgezichten. Een enkele maal ook schildert hij op meer italianiseerende wijze. Hij werkte vooral vaak in Gelderland (in de omgeving van Arnhem), in het Kleefsche, in den Haag en in Maastricht, ook wel in Amsterdam, bij Haarlem, Rotterdam en in Nassau. De figuren in zijn schilderijen zijn soms van andere hand, nml. van N. Berchem, L. de Jongh, A. van de Velde en D. Wijntrack.
Zijn belangrijkste werken bevinden zich in de musea te Amsterdam (Rijksmuseum en Rijksprentenkabinet), Cassel, 's Gravenhage (Mauritshuis en Museum-Bredius), Haarlem (Teyler's museum), Karlsruhe, Kopenhagen, Nancy, Parijs en Rotterdam, benevens in de verzamelingen F.W. van der Haagen te Arnhem, M.J.F.W. van der Haagen te 's Gravenhage en Ad. Schlosz te Parijs.
Zie: Thieme-Becker, Allg. Lexikon d. bild. Künstler XV, 463; M.J.F.W.v.d. Haagen in Oud-Holland XXXV (1917) 43; F.W.v.d Haagen in Getre XVIII (1915).
v.d. Haagen