denten niet gezien wegens zijn minder aangename wijze van optreden, vooral bij examens. Toen daarover in den studenten-almanak voor 1873 geklaagd werd, hield hij op het eerstvolgende college een berouwvolle toespraak. Sedert was door zijn toedoen de verhouding veel beter.
Te Delft was Grothe buiten zijn ambt zeer nuttig werkzaam door de oprichting eener afdeeling van de Nederlandsche maatschappij van nijverheid, waarin hij vele malen voordrachten hield over technische onderwerpen. Bij zijn 50-jarig jubileum als onderwijzer werd hij op grootsche wijze gehuldigd.
Hij werd op zijn verzoek bij Koninklijk besluit van 19 Juni 1883 met ingang van 1 Sept. d.a.v. eervol ontslagen als hoogleeraar. Hij bleef te Delft wonen.
Men heeft van hem: Leerboek der mechanische technologie, 2 dln. (Gorinchem 1866); dit is een in alle opzichten uitstekend leerboek, er blijkt uit, dat Grothe in allerlei fabrieken, die hij beschrijft, persoonlijk alles onderzocht en zelfs dikwijls als arbeider medegewerkt heeft. Voorts schreef hij: De Ruhrsteden, Bergsland en het graafschap Mark, een technologisch uitstapje (Arn. 1869); Het ijzer, zijne bewerking, eigenschappen en toepassing ('s Grav. 1873); Kennis van werktuigen ('s Grav. 1874 en Arnhem 1875); Machine voor het afwerken van vastbodems in Tijdschrift voor nijverheid, 34e deel (1571) blz. 370; Over het bijten van fixeerplaten aldaar blz. 372; Hoe men de stoffen voor het smeeren van machinedeelen beproeft aldaar blz. 379; Stereochemie aldaar 35e deel (1872) blz. 1; Wenken voor boekdrukkers en uitdrukkers aldaar blz. 8; IJzeren wielen voor voertuigen aldaar blz. 59; Glasfabrieken aldaar blz. 105; Stoomwielenfabriek aldaar blz. 191.
Hij huwde Albertina Schlickumen na haar overlijden Wilhelmina Riepe, geb. te Hagen 1 Juni 1809, overl. te Delft 16 Apr. 1875. Bij de laatste had hij twee dochters.
Ramaer