leeftijd den naam Aron er bij kreeg, hetgeen naar joodsch gebruik bij stervenden wel geschiedt. Mozes richtte in 1720 een hebreeuwsche drukkerij te Amsterdam op, waarop hij eenige van zijn eigen werken o.a. oplegde. Hij schreef Nefesch Jehoedah, een commentaar op Isaac Aboab's Menorath Ha Maor met een joodsch-duitsche vertaling (Amsterdam 1701); Zé Jenachaménoe (naar Gen. 5:29), een korte commentaar op de Mechilta (1712); Schaär Schimon, gebeden voor zieken, een compendium van zijn vader's Sepher Hachajiem in twee deelen, waarvan het tweede deel in het Joodsch-duitsch (1714); Schewang Petiloth, bevattende ethische leeringen uit de Menorath Hamaor in 7 hoofdstukken (1721); Tob Lecheth, glossen op Hilchoth Semachoth van de joodsche godsdienstcodex Schoetchan Aroech deel Joré Deang (1746), terwijl Beër Heteb glossen op het deel Choschen Mischpath, overeenkomt met dat van Juda Aschkenazi op de drie overige deelen (1749). Frankforter heeft, hoewel hij lid van het amsterdamsche rabbinaat was, ook nog tijd gevonden om de uitgave van onderscheidene werken te verzorgen. Verdienstelijk was wel de uitgave van Kehilloth Mosché, een hebreeuwsche bijbeluitgave met onderscheidene rabbijnsche commentaren, die in andere uitgaven niet voorkomen, en waaronder hij ook zijn eigen glossen op den Pentateuch opnam (1724).
Zie: M. Seligsohn in Jewish Encyclopaedia (New-York, Londen 1903) V, 493, 494.
Zwarts