hij ontslag en is toen naar St. Eustatius gegaan, waar eenigen zijner kinderen geboren werden en ook zijn eigen wieg heeft gestaan. Althans in het leidsche album vind ik op 29 Mei 1745 ‘Johannes Ellis junior, St. Eustatius-Americanus, 16 L.’, die zeer wel onze Johannes kan geweest zijn. Het is waar, dat Hamelberg hem Curaçaonaar van geboorte noemt. Toen nu in 1768 Curaçao gansch herderloos was, benoemden de X hem weder en hij nam die benoeming aan. Hij deed het ongaarne, gemerkt zijne uitlating in een brief van 2 April 1770: ‘God beware alle brave manskinderen voor zulk een dienst! Classicale consequentiën en procedures. Wie kan in dien hoon met zijn familie of huisgezin op dit land blijven leven!’ Het was hier als overal met de kerkelijke gemeenten in onze overzeesche gewesten: van den eigenlijken arbeid der predikanten hooren wij te weinig, van hunnen strijd met de overheid om het gezag daarentegen meer dan genoeg. De kamp tusschen kerk en staat is stellig van overgroot belang, maar hij verliep hier al te vaak in louter persoonlijk geharrewar. Dat Ds. Ellis nochtans gekomen was, vond, zegt hij, in de vriendschap en achting zijner medeburgers zijne oorzaak. Inderdaad behoorde hij tot eene aanzienlijke familie. Hij moest ook oom zeggen tegen gouv. Jean Isai Claris Rodier de la Brugière (van Anduze in Languedoc, 1762-1781), die in 1755 getrouwd was met Anna Elisabeth Ellis, weduwe van den secretaris Aldert Pottey. Doch ook dit hielp niet genoeg tegen krakeel. In 1772 had de kerkeraad Ellis en zijnen ambtgenoot Quast den huisdoop toegestaan. Gouv. en Raden beweerden toen, dat dergelijke vergunningen te verleenen uitsluitend hun toekwam. De X vereenigden zich met dat gevoelen en sinds was noch huisdoop noch huiselijke huwelijks-inzegening zonder verlof der regeering mogelijk. De oude gereformeerde kerk heeft trouwens zulke plechtigheden in huis nimmer gewild. Ellis overleed 1784.
Zie: Hamelberg, De Nederlanders op de W.I. eilanden I, 179, 198 vlg., 200, 202, 223 vlg.; S. van Dissel in Kerk. Archief (1859) II, 376 vlgg.; Album Stud. Ac. Lugd. Bat., 1006.
L. Knappert