E.
[Edersheim, Marcus of Meyer]
EDERSHEIM (Marcus of Meyer), Salomonszoon, behoorde tot de joodsche familie in den Haag, die er tot op heden tot de bestuurders der ‘Hoogduytsche Joodsche Natie’ behoort. Marcus nam een werkzaam aandeel aan de oprichting in October 1797 van het haagsche genootschap ‘Door Vlijt en Eensgezindheyd’, waarvoor hij de op 25 Januari 1798 ingevoerde belofte ontwierp, waarbij de leden plechtig beloofden ‘de gevoelens van Vrijheid, Gelijkheid der Rechten van den Mensch en Burger, de een- en ondeelbaarheid der Bataafsche Republiek’ te zijn toegedaan en deze gevoelens te allen tijde te zullen verdedigen. Bij de installatie van het Opperconsistorie der nederlandsche Israëlieten in 1808 was hij één der weinigen, die het dank- en huldeadres teekenden. In 1810 was hij het haagsche lid van dit college, dat daar zorg moest dragen voor de inning van gelden voor de nieuwe uitgaven van het opperconsistorie, die de joodsche gemeente toen echter niet kon dragen. Op 1 October van dat jaar werd hij door den burgemeester aangezocht lid van een commissie te worden, die een verbetering van het onderwijs der joodsche kinderen beoogde, die in het vervolg toen tot het openbare onderwijs werden toegelaten. In 1813 ‘mederegent’ van parnassijns, maakte hij ook deel uit van de deputatie dier joodsche gemeente aan koning Willem I, ter gelukwensching bij diens uitroeping als souverein vorst. In 1815 bij de reorganisatie van het ned. israël. kerkgenootschap werd hij als parnassijn gehandhaafd, dus als lid van het dagelijksch bestuur der nederl. israël. hoofdsynagoge, 's Gravenhage.
Zie: D.S. van Zuiden, Hoogduitsche Joden te 's Gravenhage (den Haag 1913), index.
Zwarts