sionneering werd hem de toenmaals hoogste bekende rang van ‘generaal der infanterie’ toegekend.
Hij huwde te 's Gravenhage 27 October 1841 met Delphine Eleonore Julie Goetz (geb. te Gent 27 Dec. 1819, overl. te 's Gravenhage 13 Nov. 1896, dochter van Karel Alexander Goetz en Sophie Liedtz). Zijne kinderen waren: Karel Hendrik, in leven majoor der infanterie (geb. te Nijmegen 17 Maart 1843, overl. te 's Gravenhage 27 November 1892), huwde te 's Gravenhage 19 April 1877 met Anna van Dommelen (geb. te 's Gravenhage 7 Februari 1854); Willem Bernard Joost, luitenant-generaal der infanterie b.d., (geb. te Maastricht 15 September 1844), huwde te Roermond 14 April 1885 met Maria Isidora Isabella Louisa Hubertina Leclercq (geb. te Roermond 20 Mei 1858, overl. te Vught 19 Februari 1921, dochter van Isidorus Franciscus Hubertus Leclercq, notaris te Roermond en van Maria Gertrude Hubertina Henrica Mertz); Maria Wilhelmina Delphine Sophia Auguste (geb. te Maastricht 10 Januari 1846, overl. te 's Gravenhage 23 Juni 1893); Sophie Marie Delphine (geb. te Maastricht 25 December 1847, overl. te Oisterwijk 2 Februari 1921), huwde te 's Gravenhage 20 October 1869 met Sibertus Alexander Lutz, in leven kolonel der infanterie, (geb. te Tiel 17 Mei 1840, overl. te Tilburg 22 September 1921).
Een goede afbeelding van Duycker is te zien op de bekende plaat van de steenlegging van het monument 1813 te 's Gravenhage in 1863, waarhij achter Willem III staat, gezeten op een schimmel.
Zie: Dagblad van Z. Holland en 's Gravenhage, Vrijdag 6 Juni 1884; Jan Verzijl, Genealogie Duycker; P.G. Booms, In Memoriam, Een niet uitgesproken rede bij het graf van den Generaal Duycker in De Militaire Spectator 1884, 450-455; P.H. van der Kemp, De Belgische Omwenteling in Luik en Limburg ('s Gravenhage 1904, 84); dez., Maastrichts belegstaat van 1830-1839 onder generaal B.J.C. Dibbets, gedurende het eerste jaar der belgische revolutie in het Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de krijgswetenschap 1909-1910, 37, 39, 84, 102, 105, 127, 128, 142, 152, 241, 249, 260; H.M.F. Landolt, Geschiedkundige herdenking van het vijf-en-twintig jarig bestaan der bataillons Grenadiers en Jagers (Leiden 1854), 121; J.K.H. de Roo van Alderwerelt, Geschiedenis van het zevende Regiment Infanterie (Arnhem 1857), 255; F. de Bas, Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd (Schiedam 1904) III, 2e stuk, 1003, 1004.
Koolemans Beijnen