[Doerne, Jan van]
DOERNE (Jan van), zoon van jkr. Everard v.D., kwartierschout van Peelland, en van jkvr. Margareta van Amersoijen Jansdr., zeer waarschijnlijk te Deurne op het Kasteel geb. en overl. te Luik omstr. 1530. Hij behoorde tot den geestelijken stand en verkreeg in 1491 een kanunnikdij te 's Hertogenbosch, waarvan hij eerst in 1523 afstand deed. Terwijl hij die prebende bezat, werd hij ook nog kanunnik van St. Lambert te Luik. In 1505 werd hem door den hertog van Brabant in pand gegeven de hooge, middelbare en lagere heerlijkheid van Bakel, welke hij in 1530 overdroeg aan den kleinzoon van zijn broeder Henrick, den kanunnik Everard te Luik, overl. 1547. Hij bezat in de Meierij vele goederen, o.a. ‘de Cruysschot’, op de grens van Helmond en Bakel en den Moosdijk onder de heerlijkheid Deurne, niet ver van Meijel. Beide goederen vermaakte hij bij testament aan de weduwe en de kinderen van den zoon zijns broeders: Margareta van Vladeracken, de moeder van den genoemden Everard (zie dat art.). De legateering van den Moosdijk is geschied 13 Aug. 1529 in de abdij van Binderen, in tegenwoordigheid o.a. van zijn zuster Elisabeth (zie art.), abdis van het convent, en van zijn broeder Philips, klerk van het bisdom Luik. Uit die hoeve kreeg de H. Geest van Deurne jaarlijks 12 mud = 144 vat rogge, zoodat de arme eigenlijk de grootste erfgenaam was.
Uit archiefstukken.
H.N. Ouwerling