[Doerne, Everard van]
DOERNE (Everard van), zoon van jkr. Henrick van Doerne, overl. te Deurne 29 Nov. 1508, en van jkvr. Christina van Hemert, overl. te Deurne 26 Juli 1499, beiden begraven in de kerk aldaar. Everard woonde te Deurne en stierf 1526. Hij was gehuwd met Margaretha van Vladeracken, erfdochter van het Hof te Tongelre, dochter van Mr. Johan, heer van Geffen en van Anna van der Aa. In 1505 kreeg hij van den hertog te pand de hooge, middelbare en lage heerlijkheid Vlierden; hij bezat reeds het nieuw kasteel van Deurne, waarmede hij 22 Nov. 1509 werd beleend en kocht 22 Maart 1519 van Jan Taye het oude kasteel van Deurne met de heerlijkheid. Van ult. 1516 - ult. Sept. 1519 was hij hoogschout van den Bosch, waar hij het huis van Doerne bewoonde, dat stond ter plaatse, waar zich thans het R.K. lyceum bevindt, en dat zijn zoon Jan, heer van Deurne, 17 Maart 1598 verkocht aan Gijsbert Masius, bisschop van den Bosch. Uit het huwelijk van Everard van Doerne en Margareta van Vladeracken, werden de volgende kinderen geboren: Henrick senior, de oudste zoon; deze verheft het leen 27 Nov. 1527, was kanunnik te Tongeren en stierf te Maaseyk in 1545; Jan, heer van Bakel, Deurne etc., overl. te Deurne 1606; Everard, kanunnik te Luik en heer van Bakel, overl. 1547; Henrick junior, heer van Liessel, overl. aldaar 1604; Margareta, geh. met Reinier van Brederode, heer van Asten etc.; Maria, geh. met Jan Monicx, heer van 't Hooghuis te Beek bij Aarle en schout van Peilland; Anna, non te Binderen. Behalve deze kinderen, had hij o.a. nog twee bastaardkinderen, van wie één, Christina, huwde met Gerard Nouts, koster-schoolmeester en later secretaris, notaris etc. te Deurne.
In haar testament, gemaakt voor schepenen van Deurne dd. 17 Maart 1559, gedenkt Margareta van Vladeracken zoowel hare kinderen als de bastaarden van haar man en die harer beide zonen Henrick Jr. en Henrick Sr. Toen in 1515 Karel van Oostenrijk, de latere Karel V, de koninklijke waardigheid over Spanje en de hertogelijke over Brabant aanvaard had, waren Everard van Doerne en Jan van Kessel onmiddellijk bereid den vorst op last van het platteland der Meierij te verzoeken een grondig onderzoek naar den treurigen toestand van Brabants noorderkwartier in te stellen, waarmede vanwege den koning de raad ordinaris Leonard Cottreau belast werd (zie Taxandria jg. 1921).
Ten einde den invallen der Gelderschen paal en perk te stellen, liet koning Karel, als hertog van Brabant, het slechte blokhuis te Liessel in 1516 op kosten van het land door een ander vervangen. Men vindt dit bouwwerk in oude stukken aangeduid als een ‘Legher-Redoutte, daer garnisoen op gelecht wierde ende oock de boueren bij beurten op quaemen waecken’. Voor het evenwel voltooid was, heeft de hertog het blokhuis voor een ‘simpele erkentenisse’ (een paar handschoenen) te leen uitgegeven aan Evert van Doerne. De strategen zullen wel gezien hebben, dat zulk een ‘forteresse’ niet aan haar doel kon beantwoorden. Het blokhuis is eigenlijk gebouwd door Everard van Doerne met het geld, hem daartoe door den hertog verstrekt. Later verzocht hij keizer Karel het van hem te leen te mogen ontvangen met nog 600 ponden vlaamsch bovendien, ten einde het slot te kunnen voltooien. Dit verzoek werd 10 Oct. 1525 ingewilligd, alleen werden er van de 600 ponden 400 gemaakt. Na zijns vaders dood kreeg Henrick Jr. het blokhuis, gelijk bij testament der echtgenooten van Doerne-Vladeracken (1524) bepaald was.