[Dilenus, Joannes]
DILENUS (Joannes), geb. te Breda, overl. te Prinsenhage 24 Jan. 1620.
Na te Leuven het licentiaat in de godgeleerdheid te hebben verworven, werd hij 31 Maart 1598 door het kapittel van Thorn voor zes jaren aangenomen ter bediening van de parochie Etten; na afloop dezer overeenkomst verlangde hij een vaste aanstelling als ‘vicarius perpetuus’, wat geweigerd werd. Door den bisschop van Antwerpen werd hij in October 1604 aangesteld als pastoor van Groot-Zundert. Na het bedanken van pastoor Gobbincx (zie ald.), droeg Philips Willem van Oranje bij schrijven van 20 Sept. 1609 hem voor als pastoor van Breda, en zoo teekent hij sinds dien: ‘pastoor tot Breda en Zundert’. De pastorie van Zundert ruilt hij voor die van Prinsenhage, waarvoor hem aanstelling was gegeven bij bisschoppelijk besluit van 6 Juni 1616, terwijl zijne aanstelling als landdeken van Breda gedagteekend is 16 Jan. 1613. Zijne jaarverslagen, zeven in getal, aan den bisschop van Antwerpen zijn een voorname bron voor de kerkelijke geschiedenis der parochiën in de baronie.
Zie: G.C.A. Juten, De parochiën in het bisdom van Breda, i.v. Prinsenhage.
Juten