[Diepenbeeck, Abraham van]
DIEPENBEECK (Abraham van), te 's Hertogenbosch 9 Mei 1596 gedoopt in de St. Jacobskerk, en te Antwerpen in Sept. 1675 overleden.
Hij was een zoon van Jan Roelofsz. (die volgt); huwt 30 Mei 1637 te Schelle met Catharina Heuvinck, dochter van den antwerpschen notaris Lucas H., tevens secretaris te Schelle, bij wie hij acht kinderen had, gedoopt in de O.L.V. kerk of St. Joriskerk te Antwerpen. Na haren dood in 1648 sluit hij 13 Mei 1652 te Schelle een tweede huwelijk met Anna van der Dort (overl. 1675), weduwe van Mr. Daniël de Brouwer, secretaris van Aartselaar, waarbij nog vier kinderen werden geboren, gedoopt in de O.L.V. kerk: de oudste uit dit huwelijk, Joanna Maria, werd in 1681 de echtgenoote van den landschapsschilder Joris van Bredael.
Abraham werd in het St. Lucasgilde te Antwerpen ingeschreven onder deken Goetkints als ‘glaesschryver’ en zag zich 18 Sept. 1641 aangesteld tot deken van dit gild. Talrijke geschilderde glasvensters zijn door hem geleverd; in 1623 in het antwerpsche Karmelietenklooster; in de stedelijke vierschaar; in de St. Jacobs en St. Pauluskerk, en vermoedelijk ook in het Karmelietenklooster te Boxmeer. Zijne studiën als schilder zette hij voort onder leiding van Rubens, onder wiens beste leerlingen hij moet gerekend worden. In zijne tafereelen waardeert men, zegt v.d. Branden, ‘rijkdom, weelderige natuurlijkheid en leven in de samenstelling, schoonheid van teekening, een flinken penceeltoets, warme, aangename en harmonische kleuren bij een overheerlijk licht.’ Vooral de mythologische voorstellingen vertoonen het sterkst den invloed van Rubens. Het oudste schilderij van hem bekend, draagt het jaartal 1629. De voornaamste musea van Europa en Amerika bezitten doeken van dezen brabantschen schilder; volgens Verreyt in 1900 bezat geen enkel openbare verzameling in Nederland een schilderij van Abraham van Diepenbeeck. Sinds 1627 werkte hij ook voor de Plantijnsche drukkerij.
Ook is bekend eene ets, door hem zelf gegraveerd, welke buitengewoon zeldzaam voorkomt.
Het door hem zelf geschilderd portret werd tijdens zijn leven in koper gebracht door Paulus Pontius, en is geplaatst in het Gulden Cabinet van de Schilderconst van den lierschen notaris Corn. de Bie. Vondel maakte op dit portret een vleiend bijschrift.
Zie: Taxandria I (1894) bl. 69 e.v.; ald. VII (1900) bl. 173 e.v. (J.C.A. Hezenmans, Abraham van Diepenbeeck); ald. VIII bl. 41 en 314 (Ch.C.V. Verreyt, De Glas- en kunstschilders Jan Roelofsz. van Diepenbeeck en Abraham van Diepenbeeck); Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 402 v. met lijst van zijn bewaarde werken; Thieme-Becker, Alg. Lexikon d. bild. Künstl. IX, 243.
Juten